De os en de ezel zijn sinds de middeleeuwen een vast bestanddeel van de beeldengroep van de Kerststal.

Kerststal met de os en de ezel

Bronnen bewerken

Het Lukasevangelie noemt wel een voederbak, of kribbe, waarin het kindje gelegd werd. Hieruit is de traditie ontstaan dat Jezus in een stal werd geboren, waar wellicht ook dieren waren. Lukas noemt geen dieren. Pas in het rond 600 ontstane Evangelie van pseudo-Mattheüs vinden we een verdere aankleding van de geboorteverhalen uit Mattheüs en Lukas.[1] In hoofdstuk 14 staat:

Tertia autem die nativitatis Domini egressa est Maria de spelunca et ingressa est stabulum
et posuit puerum in praesepio, et bos et asinus adoraverunt eum.
Tunc adimpletum est quod dictum est per Isaiam prophetam dicentem:
«Cognovit bos possessorem suum et asinus praesepe domini sui.»
„Op de derde dag na de geboorte van de Heer verliet Maria de grot en ging naar een stal.
Ze legde het jongetje in een kribbe en een os en een ezel aanbaden hem.
Zo ging in vervulling wat door de profeet Jesaja is gezegd:
'Een os kent z'n bezitter en een ezel de kribbe van zijn meester'”

Als vast onderdeel van de Legenda aurea heeft dit verhaal een grote invloed uitgeoefend op iconografie.

Toch zijn de os en de ezel al langer aanwezig in de voorstellingen van het geboorteverhaal. Al vanaf de 4e eeuw treffen we ze aan. Ze gaan ook daar direct terug op de typologische uitleg van de tekst uit Jesaja 1:3 en getuigen van de exegese-stijl van de kerkvaders.