Reichsdeputationshauptschluss: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 18:
Pargaraaf 10: De vorst van Hohenzollern-Hechingen voor het verlies van de heerlijkheid Geulle en de vorst van Hohenzollern-Sigmaringen voor het verlies van Boxmeer, Diksmuiden, Berg (='s-Heerenberg), Gendringen, Etten, Wisch en Pannerden.
Paragraaf 11: De vorst van [[de Ligne|Ligne]] voor het verlies van [[Fagnolles]].
Paragraaf 24: Hier worden de zaken geregeld voor de graaf van Aspremont-Lynden voor het verlies van het rijksgraafschap
▲Pargraaf 12: Hier wordt de schadeloosstelling geregeld voor de vorst van Nassau-Dillenburg (dus de prins van Oranje) vanwege het verlies van het stadhouderschap en de domeinen in Nederland en Belgie.
▲Paragraaf 24: Hier worden de zaken geregeld voor de graaf van Aspremont-Lynden voor het verlies van het rijksgraafschap Reckheim (=[[Rekem]]), voor de graaf van Plettenberg voor het verlies van het rijksgraafschap Wittem (zie [[Kasteel Wittem]]) met Eijs, voor de graaf van Törring voor het verlies van het rijksgraafschap [[Gronsveld]] en voor de graaf van Goltstein voor het verlies van de vrije rijksheerlijkheid Slenaken.
In paragraaf 32 wordt de nieuwe zetelverdeling in de Rijksvorstenraad geregeld. De zetel van de hertog van Arenberg wordt verbonden met zijn nieuwe hertogdom en krijgt rangnummer 82. De hertog van Looz wordt voor het eerst opgenomen in de rijksvorstenraad en krijgt de laatste zetel, nummer 127.
|