Parinibbana: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Dhammajoti (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Dhammajoti (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Het '''Parinibbābana''' ([[Pali]]; [[Sanskriet: Parinirvana]] is het fysiek overlijden en het definitief uiteenvallen van de vijf [[khandhas]]. Het vindt plaats wanneer een [[Boeddha]] of een [[Arahant]] overlijdt. Iemandiemand die het Nibbāna behaald heeft ervaart(een bij[[Boeddha]] zijnof overlijdeneen het[[Arahant]]) parinibbānaoverlijdt.
 
Bij het overlijden van iemand die het [[nirvana (spiritualiteit)|Nibbāna]] bereikt heeft vindt volgens het boeddhisme totale onthechting van de wereld plaats, en is met niet meer onderheving aan de resultaten van oud [[kamma]]. Er vindt ook geen [[hergeboorte]] plaats. De [[Gautama Boeddha|Boeddha]] zei dat iemand die het Nibbāna behaald heeft, nog steeds een rest of achterblijfsel heeft. Ook al is hij in zijn geest compleet onthecht, zijn geest en lichaam functioneren nog steeds in de wereld en zijn tot op bepaalde hoogte nog steeds van afhankelijk. Bij zijn overlijden echter vallen de vijf [[khandhas]] (lichaam, gevoelens, voorstelling, intenties en bewustzijn) weg en behaalt hij het compleet nirvana (parinirvana), zonder achterblijfsel.
 
Het Parinibbāna verschilt van Nibbāna doordat het pas bij het overlijden bereikt wordt. In Nibbāna ervaart de Arahant of Boeddha nog steeds de gevolgen van vroeger [[kamma]], omdat zijn lichaam en geest zich nog in de wereld bevinden en noodzakelijkerwijs in interactie staan met de wereld. Hij ondervindt dus nog steeds de gevolgen van zijn goede en slechte daden die hij deed toen hij nog niet het Nibbana (en [[verlichting (boeddhisme)|verlichting) behaald had.
 
Normale mensen die nog aan het leven gehecht zijn pakken volgens het Boeddhisme na hun dood een nieuw leven op, en vervolgen zo hun bestaan in het [[samsara]]. Bij het parinibbāna echter laat een Boeddha of Arahant echter de vijf [[khandhas]] (lichaam, gevoelens, voorstelling, intenties en bewustzijn) definitief achter, en pakt geen nieuwenieuw leven op omdat hij niet gehecht is aan het leven.
 
De Boeddha weigerde vragen te beantwoorden die gericht waren op waar een Arahant of Boeddha na hun overlijden heengaan, omdat deze vraag niet van toepassing is en slechts gemotiveerd wordt door metafysische speculatie. Hij beantwoordde de vraag wel soms met een wedervraag gebaseerd op de gelijkenis van Nibbāna met een uitgedoofd vuur; "Waar gaat het vuur heen nadat het uitgedoofd is? Gaat het noord, zuid, oost of west?". Het correcte antwoord hierop is dat deze vraag niet van toepassing en dat hij daarom niet beantwoord kan worden.