Voorgeborchte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
[[File:Enguerrand Quarton limbus puerorum (limbe des enfants) Couronnement de la Vierge 1454.jpg|thumb|De ''limbus puerorum'' afgebeeld door [[Enguerrand Quarton]] in zijn ''Kroning van de Maagd'' (1454)]]
 
Het '''voorgeborchte''' of '''limbo''' ([[Latijn]]: ''limbus'', "rand, zoom") was tot 2007 in de [[Rooms-Katholieke Kerk]] een aanduiding van het verblijf van de [[ziel (filosofie)|ziel]]en die na het sterven niet toegelaten worden tot de hemelse glorie van [[Jezus (traditioneel-christelijk)|Christushemel]] en ook niet naar de [[Hel (mythologie)|hel]] of het [[vagevuur]] gezonden worden. Zij wonen aan de rand van de [[hemel]] of de hel. Zij genieten daar de volledige en opperste natuurlijke gelukzaligheid, maar zonder de directe aanschouwing van [[God (christendom)|God]]. Zij worden bovendien niet gekweld door de eeuwige hellestraffen, daaromdat zij geen persoonlijke [[Zonde (christendom)|zonden]] (misdaden)hebben bedreven hebbenbegaan.
 
Sinds de jaren zestig nam aanhang van deze theologische stelling in de Rooms-Katholieke Kerk af. Sinds 2007 is het geen officieel onderdeel meer van de rooms-katholieke [[theologie]].
In het bijzonder gaat het bij het begrip Voorgeborchte om:
*de ''limbus patrorum'': de tijdelijke toestand van de zielen van hen die een goed leven leidden, maar stierven vóór de [[opstanding van Jezus]], en
*de ''limbus puerorum'': de permanente toestand van de [[doop (sacrament)|ongedoopten]] die als klein kind stierven (zonder persoonlijke zonden te hebben gepleegd, maar ook zonder – door het [[doopsel]] – bevrijd te zijn van de [[erfzonde]]).
 
Sinds de jaren zestig nam aanhang van deze theologische stelling in de Rooms-Katholieke Kerk af.
 
==Inhoud en geschiedenis==
De term ''voregeborchte'' komt vanaf ongeveer 1310 voor in het [[Middelnederlands]] voor en was een samentrekking van de woorden die een [[Vesting (verdedigingswerk)|buitenversterking]] en een [[Burcht (kasteel)|burcht]] aanduidden - dus ''voor'' + ''burcht''<ref>P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997): ''Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden'', 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen</ref> - en duidde het voorportaal van de hel aan.<ref>N. van der Sijs (2001): ''Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen'', Amsterdam</ref>
Het begrip beschrijft en weerspiegelt ook theologische onzekerheid. Het is dan ook geen officiële leer van de Rooms-Katholieke Kerk, terwijl het vagevuur dat wél is. De Rooms-Katholieke Kerk leert dat de toestand van deze zielen (die het blijkbaar niet verdienen om naar de hel te gaan, maar ook niet de door God geopenbaarde weg naar de hemel hebben kunnen volgen) "in limbo" is – met andere woorden, hun lot kan niet bepaald worden.
 
Het begrip beschrijft en weerspiegelt ook theologische onzekerheid. Het voorgeborchte is dan ook geen officiële leer van de Rooms-Katholieke Kerk, terwijl het vagevuur dat wél is. De Rooms-Katholieke Kerk leert dat de toestand van deze zielen (die het blijkbaar niet verdienen om naar de hel te gaan, maar ook niet de door God geopenbaarde weg naar de hemel hebben kunnen volgen) "in limbo" is – met andere woorden, hun lot kan niet bepaald worden.
 
Het was [[paus Gregorius I]] die in [[593]] voor het eerst dit element aan de leer van de Kerk toevoegde, als oplossing voor het dilemma: "Hoe kunnen mensen in de hemel terechtkomen die dat verdienen, terwijl zij voor de [[geboorte van Jezus]] zijn geboren en dus zijn heilsboodschap niet hebben kunnen horen?" Dit geldt ook voor hen die op een plaats wonen, waar de boodschap van het [[evangelie]] (of de volledige katholieke geloofsleer) nooit is doorgedrongen. Het probleem was het scherpst voor de ongedoopte kinderen die zelf nog niet hadden kunnen kiezen, omdat zij nog niet over de vrije wil konden beschikken. Voor hen werd de specifieke term 'limbo' (later vertaald in 'voorgeborchte') gebruikt. Hethet doopsel is, volgens de rooms-katholieke geloofsleer, deeen [[conditio sine qua non]] is om in de hemel te komen. DeZij verwoordingworden kwamin voornamelijkdeze uit"wachtkamer van de ouderehemel" filosofischegezet, terminologiewaarvoor ende hetterm toen''limbo'' gehanteerde(later [[wereldbeeld]].vertaald Dezeals mensenvoorgeborchte) wordenwerd in deze "wachtkamer van de hemel" gezetgebruikt. Op de [[jongste dag des oordeels]] kan dan alsnog worden beslist of ze naar de hemel dan wel de hel gaan. Men is 'in limbo'. De opvatting leefde dat de limbus of het voorgeborchte der voorchristelijke rechtvaardigen (dus voor 30–33 n.C.) geledigd is door de '[[hellevaart van Christus]]'.
 
Hiermee werden twee 'soorten' voorgeborchte onderscheiden:
De ''limbus puerorum'' (voor de ongedoopte kinderen) en de ''limbus patrum'' (voor de [[aartsvader]]s) noemt men onder katholieken: het voorgeborchte. Het vagevuur verschilt hiervan in die zin dat de zielen daaruit weg kunnen – na een zuiverend lijden om zondestraffen en dagelijkse zonden uit te boeten – om in de hemel te komen. Uit het voorgeborchte van de Vaderen zijn de aartsvaders, toen Christus ter helle nederdaalde, weggehaald. De ongedoopte kinderen blijven echter in de natuurlijk gelukzaligheid van het voorgeborchte (limbus), waar zij het volledig natuurlijk geluk genieten, maar niet God van aangezicht tot aangezicht aanschouwen kunnen.
*de ''limbusLimbus patrorum'' ("voorgeborchte van de (aarts)vaders"): de tijdelijke toestand van de zielen van hen die een goed leven leidden, maar stierven vóór de [[opstanding van Jezus]], en— de [[aartsvader]]s werden hier met de '[[hellevaart van Christus]]' weggehaald.
*''Limbus puerorum'' ("voorgeborchte van de kinderen"): de permanente toestand van de [[doop (sacrament)|ongedoopten]] die als klein kind stierven (zonder persoonlijke zonden te hebben gepleegd, maar ook zonder door het [[doopsel]] bevrijd te zijn van de [[erfzonde]]) — de ongedoopte kinderen blijven in de natuurlijk gelukzaligheid van het voorgeborchte, waar zij het volledig natuurlijk geluk genieten, maar niet God van aangezicht tot aangezicht aanschouwen kunnen. In die zin verschilt het voorgeborchte voor ongedoopte kinderen dus van het vagevuur, omdat de zielen weg kunnen uit het vagevuur – na een zuiverend lijden om zondestraffen en dagelijkse zonden uit te boeten – om in de hemel te komen.
 
===Huidige theologen===
Het geloof in een voorgeborchte neemt in de moderne theologie steeds meer af. De in de moderne theologie algemeen gangbare visie is dat de barmhartigheid van God wordt aangenomen zó groot te zijn dat hij al diegenen die rechtvaardig geleefd hebben of buiten hun schuld om niet gedoopt zijn in de Hemelhemel toelaat.
 
[[Bestand:Domenico Beccafumi 018.jpg|thumb|250px|[[Domenico Beccafumi]]. ''De nederdaling van Christus in de Limbus''. 1530–1535.]]
Regel 30:
 
== Herziening standpunt ==
Op [[20 april]] [[2007]] bracht het adviesorgaan bekend als de Internationale Theologische Commissie een document uit, oorspronkelijk in opdracht van paus Johannes Paulus II, getiteld "''De hoop op redding voor zuigelingen die zonder doopsel sterven"''. Na de geschiedenis te hebben geschetst van de verschillende meningen die er waren en zijn over het eeuwige lot van ongedoopte zuigelingen, inclusief die in verband met de theorie van het voorgeborchte, en na de theologische argumenten te hebben onderzocht, luidde de conclusie van het document als volgt:
 
''{{Citaat|Onze conclusie is dat de vele factoren die wij hierboven hebben overwogen serieuze theologische en liturgische redenen geven voor de hoop dat ongedoopte zuigelingen die sterven gered zullen worden en het zaligmakende visioen zullen genieten. Wij benadrukken dat dit redenen zijn voor biddende hoop, eerder dan redenen voor zekere kennis. Er is veel dat ons eenvoudigweg niet is geopenbaard. Wij leven door geloof en hoop in de God van barmhartigheid en liefde die ons in Christus is geopenbaard, en de Geest beweegt ons om in voortdurende dankbaarheid en vreugde te bidden.''
 
''Wat ons geopenbaard is, is dat de gewone weg tot verlossing door het sacrament van de doop is. Geen van de bovenstaande overwegingen mag worden opgevat als een nuancering van de noodzaak van de doop of een rechtvaardiging voor uitstel van de toediening van het sacrament. Integendeel, zoals wij tot besluit opnieuw willen bevestigen, geven zij sterke gronden voor de hoop dat God zuigelingen zal redden wanneer wij niet in staat zijn geweest voor hen te doen wat wij graag hadden willen doen, namelijk hen te dopen tot het geloof en het leven van de Kerk.''}}
 
In een verklarend document stelt de verklaring van de Internationale Theologencommissie dat "het buitensluiten van onschuldige kinderen uit het paradijs in tegenspraak is met de bijzondere liefde die Christus voor de kleinsten koestert".