Capitulatie (handelsverdrag): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Perzië: redactie
Regel 142:
Visnich werd in 1623 ontvangen door sjah Abbas I. De ontmoeting was gearrangeerd door [[Jan Lucasz. van Hasselt]], de Nederlandse hofschilder van de sjah. Abbas zag in de VOC een extra afnemer van Perzische producten en een potentiële bondgenoot in zijn strijd tegen het Ottomaanse Rijk. Op 17 november 1623 tekende Abbas I een capitulatie waarbij de VOC het recht kreeg om bepaalde producten tegen vaste prijzen in Perzië in te voeren met vrijstelling van invoerrechten. In ruil daarvoor verplichtte de VOC zich een vaste hoeveelheid zijde van de sjah af te nemen. De overige privileges die de VOC kreeg, waren vrijwel identiek aan die uit de capitulatie met de Britten.<ref>Terpstra, pp. 153, 154</ref><ref name="Floor">{{Citeer web|url=https://referenceworks.brillonline.com/entries/encyclopaedia-iranica-online/dutch-persian-relations-COM_8603|titel=Dutch-Persian Relations|auteur=Willem Floor|uitgever=Encyclopaedia Iranica Online|datum=2020|taal=en|bezochtdatum=17 december 2021}}</ref>
 
De capitulatiescapitulatie met de VOC werdenwerd een aantal malen hernieuwd. Vermeldenswaard is het verdrag dat gesloten werd in 1631. Het werd rechtstreeks met de Staten-Generaal onderhandeld door Van Hasselt,. dieDeze was in 1630 naar Nederland was gereisd als ambassadeur van sjah Safi I, de opvolger van Abbas I. HetIn het nieuwe verdrag waskreeg [[Wederkerigheid|wederkerig]]Perzië gelijksoortige rechten als de Republiek: beide landen kregen het recht een handelspost in het andere land te bezitten, waarbij ze de jurisdictie behielden over hun daar verblijvende onderdanen. Het is een van de weinige capitulaties waarin westerse landen [[wederkerigheid]] werdzijn overeengekomen en in detail werd vastgelegd. HetIn islatere nietcapitulaties duidelijkdie hoeveelPerzië invloedafsloot ditmet verdragde had,VOC kwamen maargeen datartikelen ermeer invoor de praktijkwaarin sprake was van een zekere wederkerigheid blijkt uit de opmerking van [[François Valentijn]] dat hij "van de Perzen noch hun gewaad noch hun aard hoeft te beschrijven, omdat ze in Amsterdam in overvloed aanwezig zijn, waar men ze elke dag kan zien".<ref>Alexandrowicz, pp. 262, 265</ref><ref>{{Citeer web|url=https://schwartzlistrepository.filesubn.wordpressru.comnl/2015handle/012066/buch_persien_e_schwartz_court.pdf60873|titel=BetweenUpon Courta silk thread? Relations between the Safavid court of Persia and Company:the Dutch ArtistsEast inIndies PersiaCompany, 1623-1722|auteur=Gary[[Peter SchwartzRietbergen]]|uitgever=Academia.edu[[Radboud Universiteit]]|datumpagina's=2013p. 172|taal=en|pagina'sdatum=pp. 159, 1602004|bezochtdatum=610 januari 2022januari2022}}</ref><ref>{{Citeer web|url=https://digitalcollections.universiteitleiden.nl/view/item/129034|titel=Oud en nieuw Oost-Indiën, vervattende ... - Deel 5|auteur=[[François Valentijn]]|uitgever=[[Universiteit Leiden]]|datum=1724-1726|pagina's=ppp. 208296, 297|bezochtdatum=2820 decemberjanuari 20212022}}</ref><ref>Alexandrowicz, pp. 262, 265</ref>
 
Een tweede opmerkelijke herbevestiging was de capitulatie van 1652. Toen de Perzen de afspraken in de jaren 1640 voortdurend hadden geschonden, was [[gouverneur-generaal]] [[Antonio van Diemen|Van Diemen]] in 1645 overgegaan tot een gewapende interventie. De [[Heren XVII]] steunden de actie niet en de onderhandelingen die volgden om de relatie te herstellen werden pas in 1652 succesvol afgesloten door [[Joan Cunaeus]]. Deze bracht voor de sjah en zijn gevolg geschenken mee ter waarde van 44.422 gulden, inclusief de invoerrechten die hij ervoor moest betalen. De Britse Oost-Indische Compagnie was inmiddels veel minder actief in Perzië en de VOC verwierf het monopolie in de zijdehandel.<ref name="Floor" /><ref>Spierings, pp. 10, 21</ref>