Capitulatie (handelsverdrag): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→Capitulaties van westerse grootmachten (1617-1947): preciseringen |
→Perzië: redactie |
||
Regel 142:
Visnich werd in 1623 ontvangen door sjah Abbas I. De ontmoeting was gearrangeerd door [[Jan Lucasz. van Hasselt]], de Nederlandse hofschilder van de sjah. Abbas zag in de VOC een extra afnemer van Perzische producten en een potentiële bondgenoot in zijn strijd tegen het Ottomaanse Rijk. Op 17 november 1623 tekende Abbas I een capitulatie waarbij de VOC het recht kreeg om bepaalde producten tegen vaste prijzen in Perzië in te voeren met vrijstelling van invoerrechten. In ruil daarvoor verplichtte de VOC zich een vaste hoeveelheid zijde van de sjah af te nemen. De overige privileges die de VOC kreeg, waren vrijwel identiek aan die uit de capitulatie met de Britten.<ref>Terpstra, pp. 153, 154</ref><ref name="Floor">{{Citeer web|url=https://referenceworks.brillonline.com/entries/encyclopaedia-iranica-online/dutch-persian-relations-COM_8603|titel=Dutch-Persian Relations|auteur=Willem Floor|uitgever=Encyclopaedia Iranica Online|datum=2020|taal=en|bezochtdatum=17 december 2021}}</ref>
De
Een tweede opmerkelijke herbevestiging was de capitulatie van 1652. Toen de Perzen de afspraken in de jaren 1640 voortdurend hadden geschonden, was [[gouverneur-generaal]] [[Antonio van Diemen|Van Diemen]] in 1645 overgegaan tot een gewapende interventie. De [[Heren XVII]] steunden de actie niet en de onderhandelingen die volgden om de relatie te herstellen werden pas in 1652 succesvol afgesloten door [[Joan Cunaeus]]. Deze bracht voor de sjah en zijn gevolg geschenken mee ter waarde van 44.422 gulden, inclusief de invoerrechten die hij ervoor moest betalen. De Britse Oost-Indische Compagnie was inmiddels veel minder actief in Perzië en de VOC verwierf het monopolie in de zijdehandel.<ref name="Floor" /><ref>Spierings, pp. 10, 21</ref>
|