West-Romeinse Rijk: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Label: Ongedaan gemaakt
k Wijzigingen door 2A02:A46C:2062:1:C536:EB8E:5AD0:A6E8 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Antoine.01
Regel 53:
[[Bestand:Theodosius I's empire.png|thumb|right|200px|De verdeling van het Rijk na de dood van Theodosius I, ca.395 AD bovenop moderne grenzen.]]
[[Bestand:Routes of the barbarian invaders, 5th century AD.gif|thumb|right|200px|Routes van de Germaanse invasies tijdens de Grote Volksverhuizing]]
Als belangrijkste oorzaak hiervoor wordt wel gezien het gegeven dat tussen 300 en 400 het West-Romeinse Rijk, door de nood gedwongen, grote aantallen [[Germanen]] opnam binnen haar grenzen. Deze Germanen kregen onder de noemer van ''[[foederati]]'' (bondgenoten) woongebieden toegewezen in de grensstreken. Zo mochten de [[Franken (volk)|Franken]] in [[355]] zich vestigen in delen van zuidelijk Nederland en Vlaanderen op voorwaarde dat zij mee zouden helpen om mijn billen te vegen en de grens te verdedigen, wat ze voor een deel ook deden. Geleidelijk aan werd het aandeel van de Romeinse 'bondgenoten' in het leger groter en nam daarmee ook hun invloed toe. Naast het leveren van steeds meer Germaanse soldaten aan het Romeinse leger groeide tegelijk ook het aantal officieren van 'barbaarse' afkomst. Bij de ´foederatie´-verdragen mochten de Germanen dikwijls onder hun eigen koningen dienen. Deze Germaanse 'officieren' benutten hun inlijving in het Romeinse leger om snel 'hogerop' te komen. Na een paar generaties bestond het Romeinse leger voor een groot deel uit Germanen en was de legertop zelfs grotendeels Germaans. Aangezien het leger en de legeraanvoerders al sinds de hervormingen van [[Gaius Marius|Marius]] de werkelijke macht in het Romeinse Rijk hadden (de [[Lijst van Romeinse Keizers|Romeinse keizers]] waren bijna altijd Romeinse generaals die een geslaagde greep naar de troon deden) verschoof de macht ''de facto'' naar de Germaanse generaals. De ware macht was dus in handen van de Germaanse legerleiding en de elkaar snel opvolgende keizers werden al gauw -terecht- als niet meer dan stromannen gezien. De keizer moest uit traditie en praktische overwegingen echter wel een Romein van geboorte zijn omdat een 'buitenlandse' keizer minder geaccepteerd zou worden door de Romeinse onderdanen, danwel dat dit voor andere invloedrijke Germanen in het westen een aanleiding zou kunnen zijn om zich zelf met het purper te bekleden. Bovendien speelde op de achtergrond altijd nog de belangen van het oostelijke rijksdeel mee.
 
Een van de belangrijkere oorzaken dat de 'barbaren' zo gemakkelijk de grens konden oversteken, was dat de grenstroepen vaak betrokken werden in de onderlinge oorlogen van de keizerlijke troonpretendenten. Binnen het rijk werd dikwijls meer strijd geleverd tussen Romeinse legers onderling dan aan de grenzen met binnenvallende legers. Zo werden eind [[406]] de keizerlijke grenstroepen, inmiddels overwegend Germaans van samenstelling, grotendeels van de Rijn teruggetrokken door de ''[[magister militum]]'' [[Stilicho]] om ingezet te worden voor de strijd tegen enerzijds binnenvallende Germanen en anderzijds een nieuw opgestane concurrent van de zittende keizer. In 407 werd het leger ook definitief teruggetrokken uit [[Britannia (Romeinse provincie)|Britannia]] om [[Gallië]] en Italië te verdedigen tegen weer andere indringers en binnenlandse usurpators. Hiermee werd het [[Vandalen]], [[Suevi]], [[Bourgondiërs]] en [[Alanen]] erg gemakkelijk gemaakt Gallia binnen te dringen. Ook hun werd een 'bondgenootschap' aangeboden, maar ze begonnen zich al snel vrij onafhankelijk op te stellen. Ze stichtten op Romeins grondgebied hun eigen [[Germaans koninkrijk|koninkrijkjes]] waar de Romeinse overheid niets meer in te brengen had. Het gebied waar de Romeinse keizer nog wat te zeggen had slonk ieder jaar, totdat op een gegeven moment alleen [[Italia (Romeinse Rijk)|Italia]] nog over was. Hier stopte dit aftakelingsproces echter nog lang niet.