Theodorus Marinus Roest: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ronn (overleg | bijdragen)
Muntenberg (overleg | bijdragen)
Levensbeschrijving van deze persoon, aan de hand van wetenschappelijke publicatie
Labels: Visuele tekstverwerker Link naar doorverwijspagina
Regel 1:
'''Theodorus Marinus Roest''' ([[Dongen (plaats)|Dongen]], [[14 april]] [[1832]] – [[Baden-Baden]], [[2 september]] [[1898]]) was een [[Nederland]]s [[numismaat]] en [[conservator]] van de Numismatische Collectie van het [[Teylers Museum]].<ref>{{Citeer tijdschrift|achternaam=Pelsdonk|voornaam=Jan|medeauteurs=Paul Oostervink|taal=nl|titel=Theodorus Marinus Roest. Een leven ten dienste van de numismatiek|jaargang=105|tijdschrift=Jaarboek voor Munt- en Penningkunde|datum=2018|pagina's=pp. 29-65}}</ref>
 
Roest komt uit een welgestelde familie van bestuurders en kooplieden. Hij was de zoon van Jacobus Roest (1796-1838) en Alijda (Aleida) Penning (1796-1861). Zijn overgrootvader Jacob Roest was burgemeester van Brielle. Roests opa Theodorus Roest was dijkgraaf van Brielle en gehuwd met Johanna van Limburg, waarna een deel van de familie zich [[Roest van Limburg]] noemen. Van 1853-1858 was Roest 'kasteelheer' van de [[De Kinkelenburg|Kinkelenburg]] in Bemmel. Daarna verhuisde het gezin naar Leiden, waar ze gingen wonen in het statige [[Rapenburg (Leiden)|Rapenburg]] 31, de woning waar eerder [[Herman Boerhaave]] had gewoond.
In 1872 werd Roest benoemd tot ''associé étranger'' van de ''Sociéte royale de numismatique'', uitgeefster van ''Reveu de la numismatique belge''. Weldra gold hij als een vooraanstaand autoriteit op het gebied van [[numismatiek]]. In 1876 werd hij directeur van het Academisch Penningkabinet in zijn woonplaats [[Leiden]]. Nadat het Leids Penningkabinet in 1881 was ingelijfd bij [[het Koninklijk Penningkabinet]] te Den Haag nam hij ontslag.
 
In Leiden was Roest jarenlang actief in de [[Leidsche Maatschappij van Weldadigheid]], waar hij uiteindelijk vicevoorzitter van zou worden. Sinds 1877 was hij lid van de [[Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]] en hij was betrokken bij de [[Leidsche Spaarbank]]. Roests naam als verzamelaar van munten duikt voor het eerst op in 1856, bij een veiling van de firma Bom in Amsterdam. De munten die hij daar kocht heeft hij later, samen met zijn hele collectie Gelderse munten, aan [[Teylers Museum]] gelegateerd. In 1872 werd Roest benoemd tot ''associé étranger'' van de ''Sociéte royale de numismatique'' (het Koninklijk Belgisch Genootschap voor Numismatiek), uitgeefster van ''Revue de la numismatique belge''. Weldra gold hij als een vooraanstaand autoriteit op het gebied van [[numismatiek]]. In 1876 werd hij directeur van het Leidsch Academisch Penningkabinet in zijn woonplaats [[Leiden]]. Nadat het Leidsch Penningkabinet in 1881 was ingelijfd bij [[het Koninklijk Penningkabinet|het Koninklijk Kabinet voor Munten, Penningen en Gesneden Steenen]] te Den Haag was zijn functie opgeheven. De opheffing zorgde voor publiek gemor.<ref>{{Citeer nieuws|achternaam=N.N., Leidsch Dagblad|datum=5 april 1881|titel=Leiden, 4 April|taal=nl|citaat=Het Koninkijk Kabinet wordt verrijkt met voorwerpen die betaald zijn met het geld, dat aan de hoogeschool voor dat doel was toegelegd.' De wens wordt uitgesproken dat 'andere musea en kabinetten [...] niet op dergelijke wijze worden ontdaan van een deel hunner schatten!}}</ref> Op 5 juli 1891 werd te Brussel het vijftigjarig bestaan van het Belgisch Genootschap gevierd met het eerste Internationale Numismatische Congres, dat nog steeds iedere vijf jaar wordt gehouden. Roest werd daar tot erelid benoemd. Tevens is tijdens die bijeenkomst besloten tot de oprichting van eenzelfde genootschap in Nederland. In 1892 was Roest medeoprichter en eerste voorzitter van het (sinds 1898 Koninklijk) [[Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde|Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde]]. Roest werd de eerste voorzitter, van 1892 tot aan zijn dood in 1898.
Door toedoen van [[Adriaan Justus Enschedé]] (1829-1896), gemeente-archivaris van de stad [[Haarlem]] en sinds 1876 lid van [[Teylers Tweede Genootschap]], werd Roest in 1886 belast met het catalogiseren van Teylers numismatische collectie. In 1888 werd hij er benoemd tot conservator. In 1889 verscheen ''"Catalogue du cabinet numismatique de la Fondation Teyler à Harlem"''. Datzelfde jaar kwam in het Teylers Museum ruimte beschikbaar voor vier met houtsnijwerk versierde bergmeubels voor het opbergen en tonen van de museumcollectie munten en penningen. Roest legateerde zijn eigen, belangrijke collectie Gelderse munten aan het museum. In 1893 bracht hij het werk ''"De munten van het Graafschap en Hertogdam GELRE"'' uit.
 
Door toedoen van [[Adriaan Justus Enschedé]] (1829-1896), gemeente-archivaris van de stad [[Haarlem]] en sinds 1876 lid van [[Teylers Tweede Genootschap]], werd Roest in 1886 belast met het catalogiseren van Teylers numismatische collectie. Na het gereedkomen van de nieuwe hoofdingang van Teylers Museum aan het Spaarne, kwam de in 1826 gebouwde 'gaanderij voor versteeningen' (fossielenzaal) leeg te staan. Naar ontwerp van Roest werd vervolgens door de Rotterdamse meubelmakersfirma C.H. Eckhart de ruimte heringericht als Numismatisch Kabinet. In 1888 was de ruimte gereed. Na het afronden van het catalogiseringswerk, werd Roest op 8 april 1889 benoemd tot eerste conservator van de numismatische collectie. In 1892 verscheen ''"Catalogue du cabinet numismatique de la Fondation Teyler à Harlem"''. In 1896 volgde hij Enschedé op als lid van Teylers Tweede Genootschap. Roest overleed op 2 september 1898 in het Duitse kuuroord [[Baden-Baden]], aan een hartkwaal.
In 1892 was hij medeoprichter en eerste voorzitter van het [[Koninklijk Nederlands Genootschap voor Munt- en Penningkunde]].
 
 
{{Appendix|2=
Familie
 
Roest huwde op 7 september 1854 te Leiden met vrouwe Justine Angelique Constantia Domis (1833-1879), dochter van de Amsterdamse makelaar Abraham Domis (1796-1858) en Antoinetta Nobel (1808-1884). Zij kregen een dochter, Adelaide Cornelie Susanna Leonore Roest (1856-1858). Na het overlijden van Justine Domis hertrouwde Roest in 1882 met de welgestelde Johanna de Fremery, dochter van Petrus Isaäcus de Fremery (1809-1894) en Cornelia Jacoba Catharina Cunaeus (1803-1883). Petrus was wethouder in Leiden en eigenaar van de Leidsche Zoutkeet. Roests tweede huwelijk bleef kinderloos. Na zijn overlijden werd zijn stoffelijk overschot van Baden-Baden gerepatrieerd en bijgezet in de nog steeds bestaande grafkelder van de familie Roest, bij de dorpskerk in [[Voorschoten]].
 
{{Appendix|2=* {{Citeer boek
|achternaam = Pelsdonk, Jan & Paul Oostervink
|datum = 2018
|titel = Theodorus Marinus Roest. Een leven ten dienste van de numismatiek
|uitgever = Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 105
|pagina's = Blz. 29-65
}}
* {{Citeer boek
|achternaam = H. Enno van Gelder
Regel 21 ⟶ 32:
|archiefdatum = 2013-09-21
|dodeurl = ja
}}}}
}}
 
{{DEFAULTSORT:Roest, Theodorus Marinus}}