James Guthrie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 31:
Op 15-jarige leeftijd schreef hij zich in aan de [[Universiteit van Glasgow]] om er rechten te studeren, maar hij gaf zijn studies op in 1877 om zich aan de schilderkunst te wijden.<ref name="univ">[http://www.universitystory.gla.ac.uk/biography/?id=WH27297&type=P Sir James Guthrie] op de website ‘The University of Glasgow Story’.</ref> Hij stelde zich kandidaat voor lidmaatschap van de ''Glasgow Art Club'', maar werd geweigerd.<ref name="helen">Donald Fullerton, [http://www.helensburgh-heritage.co.uk/index.php?option=com_content&view=article&id=962:leader-of-the-glasgow-boys&catid=81:the-arts&Itemid=458 Leader of the Glasgow Boys] op Helensburgh Heritage.</ref> In 1879 verhuisde hij naar [[Londen]] en werkte er samen met andere Schotse schilders, onder meer John Pettie, wiens studio hij regelmatig opzocht en van wie hij veel goede raad kreeg.<ref name="gard">[https://gardenofpraise.com/artprint37.htm A Highland Funeral] by Sir James Guthrie,</ref> De zomers bracht hij door in Schotland, waar hij ging schilderen op pittoreske locaties zoals Rosneath, [[Helensburgh (Schotland)|Helensburgh]], Brig O'Turk and Cockburnspath.<ref name="James"/> In 1881-1882 schilderde hij ''A Funeral Service in the Highlands'', dat op de tentoonstelling van de [[Royal Academy of Arts|Royal Academy]] in 1882 grote indruk maakte.<ref name="James"/><ref name="gard"/> In 1882 bezocht hij [[Parijs]] en raakte sterk onder de indruk van het werk van [[Jules Bastien-Lepage|Bastien Lepage]].<ref name="James"/>
 
[[Bestand:James Guthrie - A Highland Funeral 1882.jpg|miniatuur|links|James Guthrie - ''A Highland Funeral'' (1881-1882]]
Vanaf 1883 was hij de centrale figuur van de groep die ''The Glasgow Boys'' genoemd werd. De groep bestond uit jonge Schotse schilders zoals E.A. Walton, James Paterson, W.Y. MacGregor, Joseph Crawhall, James Nairn, George Henry, [[John Lavery]], en Thomas Millie Dow. Omstreeks 1885 was zijn reputatie als portretschilder gevestigd en hij had een studio in Londen en in [[Glasgow]].<ref name="helen"/> James Guthrie trachtte in zijn portretten het karakter van de geportretteerde te vatten eerder dan een technisch virtuoos stuk af te leveren.<ref name="James"/>
 
Regel 38:
In de jaren 1890 maakte James Guthrie kennis met Helen Newton Whitelaw, die met haar familie op een buitenhuis woonde dat Rowmore genoemd werd en gelegen was in Rhu. In het domein had men prachtige zichten op het Gare-[[loch]]. Helen was de dochter van de rijke zeepfabrikant Alexander Whitelaw die in 1891 overleed. Het paar trouwde in 1897 en twee jaar later kregen ze een zoon Thomas Whitelaw Boyd Guthrie. Na de dood van Helen’s moeder in 1906 erfden ze Rowmore en brachten er de zomers door.<ref name="helen"/>
 
[[Bestand:Statesmen of World War I by Sir James Guthrie.jpg|miniatuur|James Guthrie, ''Staatslieden uit de Eerste Wereldoorlog.'' (1919-1930), National Portrait Gallery, Londen]]
In 1919 kreeg Guthrie een opdracht van de Zuid-Afrikaanse financier Sir Abraham Bailey om een groepsportret te schilderen van 17 staatslieden die aan de macht waren geweest tijdens de [[Eerste Wereldoorlog]]. Het schilderij, ''Staatslieden van de eerste Wereldoorlog'', werd voltooid in 1930, kort voor Guthrie's dood. Het werd geschonken aan de [[National Portrait Gallery]] in Londen. De 17 voorbereidende studies werden geschonken aan de [[Scottish National Portrait Gallery]].