Scheppingsverhaal (Genesis): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →‎Scheppingsdatum: Links naar jaren 3761 v.Chr., 4004 v.Chr. en 4046 v.Chr. verwijderd, zijn doorverwijzingen of een niet-bestaande pagina
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app Bewerking via Android-app
Regel 50:
In het oudere scheppingsverhaal (Genesis 2-3) verwerkte de [[Jahwist]] de "Jeruzalemse paradijsoverlevering" uit de koningstijd. In dit verhaal maakte [[JHWH]] de eerste mens [[Adam]] (אָדָם ''’ādām'', "mens(heid)") uit aarde-achtige materie en bracht deze door het inblazen van levensadem tot leven.<ref name="Genesis 2:7">Genesis 2:7</ref> De fysisch aarde-achtige samenstelling van de mens kenmerkt de mens vanaf het begin als sterfelijk,<ref>Vergelijk [[Gilgamesj-epos]] Tf. 10 II 10-14; V 21f = TUAT III, 721.725</ref> ook al ontvouwt de oude paradijsoverlevering zelf het thema sterfelijkheid niet als [[antropologie|antropologisch]] thema. Het verbindende element ligt in de roodbruine huidskleur van de mens. Genesis 2:7 en 3:19 lijken een verband te leggen met ''’ădāmāh'' ("aarde", "aardbodem") (vergelijk het Akkadische ''adamātu'', "donkere, rode aarde") en kenmerken de mens daarmee als "aardling".
 
In de goddelijke tuin [[Hof van Eden]] verlangde de mens 'als goden te zullen zijn' en 'kennis te hebben van goed en kwaad',<ref>Genesis 3:15</ref> die hij vervolgens buiten de tuin moest bewijzen.<ref>Genesis 3:23</ref> Conceptueel berust de overlevering op een ontstaan van de mens in in twee fases, waarbij de mens eerst als natuurwezen werd geschapen maar daarna door het toe-eigenen van 'godgelijkheid' en 'kennis van goed en kwaad' een cultuurwezen werd - een thema dat in de oude oriëntaalse overleveringen veelvuldig opduikt.<ref>O. Keel, S. Schroer (2002): ''Schöpfung. Biblische Theologien im Kontext altorientalischer Religionen'', Göttingen / Freiburg (Schweiz)</ref>
 
=== De verhalen vergeleken ===