Moessa bin Noessair: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k eenvormiger
Regel 11:
In 711 stak de generaal van Noessair, Tariq ibn Zijad, de straat van Gibraltar over en veroverde relatief eenvoudig een groot deel van het Iberisch schiereiland. Jaloers op zijn succes en de rijke buit, maakte Noessair in 712 zelf de oversteek met een leger van 18.000 Arabische soldaten. Hij voegde zich niet bij Tariq ibn Zijad in [[Toledo (Spanje)|Toledo]], maar begon zelf aan een veroveringstocht. Hij veroverde gemakkelijk enkele kleinere plaatsen. Na een maandenlange belegering nam hij [[Sevilla (stad)|Sevilla]] in, maar het Visigotische garnizoen kon de stad verlaten. De belegering van [[Mérida (Spanje)|Mérida]] duurde de hele winter en pas op 30 juni 713 gaf de stad zich over. Noessair trok daarna naar Toledo om daar te overwinteren en dwong Tariq ibn Zijad om zijn rijke buit te overhandigen.
 
In het voorjaar van 714 trokken beiden op naar het noorden en [[Zaragoza (stad)|Zaragoza]], terwijk Moessas zoon Abd al-Aziz met een leger naar het zuiden trok. Het noordelijke leger veroverde Zaragoza en de vallei van de [[Ebro]] en trok daarna door Huesca en Lerida. Toen Moessa het bevel kalief Al-Walid te vervoegen in Damascus kreeg, verliet hij niet onmiddellijk Spanje. Hij vervolgde zijn veroveringstocht en veroverde Soria en trok naar Asturië. Pas in de nazomer van 714 trok Moessa met Tariq ibn Zijad naar Syrië, terwijl het het bestuur in handen gaf van zijn zoon. Ze kwamen op 23 februari 715 aan in Damascus en hierop werd de ongehoorzame Moessa door de hoogbejaarde kalief Al-Walid veroordeeld tot de kruisdood. Met de veroverde schatten uit [[Iberisch schiereilandSchiereiland|Iberië]] kon hij echter zijn straf afkopen. Hij keerde niet terug naar Iberië daar de nieuwe kalief [[Suleiman ibn Abd al-Malik]] als opvolger van zijn broer Al-Walid hem dit verbood.<ref>[[Luc Corluy]], De Spaanse Conquista en Reconquista 711-1492, 2011, ISBN 978-90-5826-772-6</ref>
 
{{Appendix}}