Toongeslacht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kvinckus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Kvinckus (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
 
Het toongeslacht (generus) doelt op de bouw van het tetrachord met zijn specifieke kenmerken. Er zijn sinds de Klassieke Oudheid drie toongeslachten: het diatonische, het chromatische en het enharmonische. De chromatische en enharmonische toongeslachten werden in de westerse muziek geweerd want waren minder "zuiver": wulpse kwarttonen en overmatige seconden werden niet gesmaakt en zelfs ethisch onzuiver gevonden. Vandaar werd er in het westen vele eeuwen muziek geschreven met gebruik van het diatonische toongeslacht. Los van ethische gronden blijft tot op vandaag in het westen dit diatonische toongeslacht van tel. In dat diatonische toongeslacht heb je allerlei [[toonsoort]]<nowiki/>en (modi), zoals de gregoriaanse kerkmodi (eolische, dorische, frygische, lyrische en mixolydische met zijn plagale of hypomodi en hypermodi).
Vanaf de barok werden de oudere modi (dorisch, frygisch, enz.) bijna volledig verdrongen door de recentere: de ionische modus of majeur (grotetertstoonladder) én een afleiding van de eolische modus want met toevoeging van een leidtoon, m.n. mineur harmonisch (kleinetertstoonladder harmonisch) waar soms i.f.v. de melodie een melodisch stijgende of dalende (eolische) wending werd toegepast. Deze werden toen de twee gebruikelijke toonsoorten (uiteraard nog altijd resulterend onder het diatonische toongeslacht!). De toonaard geeft hier dan zowel de toonsoort weer (majeur of mineur harmonisch) als de absolute toon (finalis of tonica) waarop die toonladder (bestaande uit twee diatonische tetrachorden) wordt opgebouwd.
 
==Referenties==