Lotharius van Brunswijk: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
→‎Levensloop: Germanisme verholpen
Regel 5:
Lotharius was de vijfde zoon van hertog [[Albrecht I van Brunswijk|Albrecht I van Brunswijk-Lüneburg]] uit diens tweede huwelijk met Adelheid, dochter van markgraaf [[Bonifatius II van Monferrato]].
 
Hij werd in 1295 voor het eerst gedocumenteerd als ridder in de [[Duitse Orde]], voornamelijk dienende in de [[Pruisen (volk)|Pruisische]] gebieden; vanaf 1304 maakte hij deel uit van het gevolg van de landmeester. Van 1308 tot 1312 fungeerde Lotharius als [[commandeur (ridderorde)|commandeur]] van [[Golub-Dobrzyń|Golub]], een belangrijke [[commanderij (ridderorden)|commanderij]] in het [[Kulmerland]]. Vanaf 1313 diende hij als commandeur van het [[Slot Mariënburg (Malbork)|Slot Mariënburg]] in [[Malbork]] en in 1314 werd hij commandeur van [[Dzierzgoń (plaats)|Christburg]], waarbij hij uitgestrekte gebieden aan de [[Oostzee|Baltische kust]] bestuurde, van de benedenloop van de rivier de [[Wisła (rivier)|Wisła]]-rivier tot het [[Wislahaf]]. In 1326 stichtte hij de stad [[Dąbrówno|Gilgenburg]] en vernieuwde hij de [[oorkonde|charters]] met de steden Christburg, [[Iława|Eylau]] en [[Zalewo|Saalfeld]]. In 1329 richtte hij de commanderij van [[Ostróda|Osterode]] op. Onder Lotharius' heerschappij, en met de hulp van de [[cisterciënzers]], werd zijn territorium een van de meest moderne commanderijen van de [[Duitse Ordestaat]].
 
Op 17 februari 1331 werd Lotharius verkozen tot grootmeester van de Duitse Orde, als opvolger van de een jaar eerder vermoorde [[Werner van Orselen]]. Terwijl de oorlog tussen de Duitse Orde en [[Koninkrijk Polen (1025-1385)|Polen]] over de [[Pommerellen]] voortging, culminerend in de [[Slag bij Płowce]] op 17 september 1331, promootte Lotharius verder de kolonisatie en [[kerstening]] van de landerijen van de Duitse Orde. In 1333 werd in zijn aanwezigheid de [[Dom van Koningsbergen]] ingewijd. Ook breidde hij het kasteel van Malbork uit en patroneerde hij kunst, zoals de werken van [[Peter van Dusburg]], wiens ''Chronicon terrae Prussiae'' op verzoek van Lotharius werd vertaald door [[kapelaan]] [[Nikolaus von Jeroschin]].