Oostkolonisatie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 37:
Door de kolonisatie vervijfvoudigde de bevolking zich tot ca. 1350 in een tijdsbestek van twee eeuwen. Maar daarna volgde een halvering door de [[Zwarte Dood]], verslechtering van het klimaat en uitputting van schrale gronden. De eerst vrije maar nu verarmde boeren en zelfs de kleinere steden moesten steeds meer van hun rechten verkopen aan de adel. Pommerse boeren ontvluchtten daarom hun land. In dit opzicht vond een her-feodalisering plaats. De economie stagneerde en alleen enkele grotere steden zoals [[Gdańsk|Danzig]], [[Szczecin|Stettin]] en [[Wroclaw|Breslau]] ontwikkelden zich verder ten koste van de kleinere steden.
 
Tegenwoordig is in een groot gebied in het huidige noordoosten van [[Duitsland]] aan de hand van [[toponiemen|plaatsnamen]] nog te herkennen, welke gebieden oorspronkelijk Slavisch waren. Een belangrijk herkenningsteken iszijn een plaatsnaamplaatsnamen op ''-itz'' en ''-ow.'', soms verduitst tot ''-au''. Zie de bij het Duitse Wikipedia-artikel '''-ow''' (Link: [https://de.wikipedia.org/wiki/-ow] ) gevoegde landkaart. Nieuwe 'Duitse' dorpen die naast bestaande Slavische werden gesticht kregen vaak dezelfde Slavische naam voorafgegaan door de prefix ''Groot-'', terwijl het oude dorp dan '' Klein-'' genoemd werd of de prefix ''Wendisch-'' of ''Böhmisch-'' kreeg, een enkele keer in [[Silezië]] ook ''Polnisch-''. Na 1945 werden die laatste twee toevoegingen verwijderd omdat in de nieuwe geschiedenisopvattingen geen herinnering aan de middeleeuwse kolonisatie mocht blijven voortbestaan.
 
=== Derde fase, sinds de 16de eeuw ===
Regel 43:
 
Vanuit de Nederlanden kwam eind 16e eeuw een stroom van [[Mennonieten|mennonitische]] vluchtelingen op gang, op de vlucht voor vervolging door zowel calvinisten als katholieken. Zij vestigden zich rond [[Gdańsk|Danzig]] in de delta van de Weichsel, die ontvolkt was geraakt tijdens de oorlog tussen Polen en de Duitse Orde van 1519-1521 en door een overstroming in 1540. Ook verderop langs de Weichsel tot aan en rondom de stad [[Toruń|Thorn]] vestigden zich Mennonieten in de uiterwaarden, die zij met bedijkingen drooglegden. Vanwege hun kennis van ontwateringstechnieken werden aan hun speciale vrijheden toegekend. Deze Weichselmennonieten kregen in hun dorpen, door de Polen [[Olędrzy]] (Holländereien) genoemd, een autonome rechtspleging en vrijheid van onderwijs en geloof.<ref>Bron: [[:en:Vistula delta Mennonites|Vistula delta Mennonites]] op de Engelstalige Wikipedia</ref>
 
Tezamen met de 'Duitsers' in ruimere zin kwamen ook Joden uit het Duitse Rijk naar het oosten. Zij vestigden zich in gescheiden gemeenschappen in de steden en, met name [[Breslau]], [[Krakau]], [[Poznan]], [[Lemberg]] en [[Lublin]], en leefden van hun handelsrelaties die geografisch verliepen tussen de West- en Midden-Europese steden en Constantipol en Alexandië. Mede door [[pogroms]] en verbanning uit hun woonplaatsen verspreidden zij zich over kleinere steden in een groter gebied. Hun voorlopig nog beperkte aantal nam zeer sterk toe in de 16de eeuw en weldra zouden zij een tiende deel of meer vormden van de bevolking van wat tegenwoordig het grondgebied van Galicië, Oekraïne, Wit-Rusland en Litouwen is. Omdat zij de taal van hun gebied van afkomst, met name het Rijnland, spraken werden zij vaak onder één noemer gesteld met de Duitstalige 'kolonisten' en door Poolse gezaghebbers als een germaniserend element ervaren.
 
Eind 18de eeuw volgde nieuwe stromen kolonisten uit [[Keurvorstendom Saksen (1547-1806)|Saksen]] en [[Silezië]] die tot ver in Polen huisindustrieën vestigden op basis van textielverwerking, een bedrijfstak die hier en daar uitgroeide tot een moderne fabrieksindustrie, zoals met name in en rond [[Łódź (stad)|Lodz]] (het ‘Poolse Manchester’). In dezelfde periode kwam zuidelijker ook een stroom boerenkolonisten naar het oosten op gang, nu uit de zuidwestelijke Duitse landen. De [[Habsburgers|Habsburgse]] keizers, de Russische tsaren en ook de regionale kerkelijke en adellijke grootgrondbezitters nodigden deze verarmde, landloze boeren en arbeiders uit naar ontvolkte grensgebieden die rond 1700 op de Turken waren veroverd. Deze kolonisten kregen land en ruime vrijheden en voorrechten waartegenover zij zich in de Habsburgse grensgebieden met het Turkse Rijk (onder andere [[Vojvodina]], [[Banaat]]) verplichtten tot een permamente beschikbaarheid voor de militaire dienst met het oog op de dreiging van de legers van de Sultans. De kolonisten in het Habsburgse Rijk werden naar hun herkomstgebied [[Zwaben (streek)|Zwaben]] genoemd. Voor die in het zuiden van Rusland (de Oekraïne) zie ook [[Ruslandduitsers]].<ref>Bron: [[:de:Ostsiedlung|Ostsiedlung]] op de Duitstalige Wikipedia</ref>
Regel 68 ⟶ 70:
* L. Dralle, Die Deutschen in Ostmittel- und Osteuropa, 1991
* Enno Bünz, Die Rolle der Niederländer in der Ostsiedlung. In: Enno Bünz (red.), Ostsiedlung und Landesausbau in Sachsen. Die Kührener Urkunde von 1154 und ihr historisches Umfeld, Leipzig 2008, blz. 95–142
* T. Grill (ed.) Jews and Germans in Eastern Europe, De Gruyter/Oldenbourg, Berlin, 2018
}}