De Bezige Bij: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k fix dubbele appendix met AWB
Regel 18:
Geertjan Lubberhuizen, student scheikunde te Utrecht, was actief in het verzet en benutte zijn studie door persoonsbewijzen en stamkaarten te vervalsen, maar was ook betrokken bij het in brand steken van de Utrechtse studentenadministratie en het verspreiden van illegale aanplakbiljetten, uiteenlopende activiteiten die hij onder de schuilnaam Bas Ruys verrichtte en die hem de bijnaam 'Bezige Bas' en 'The Busy Bee' opleverde. Hij werkte vaak samen met zijn studiegenoot Rut Matthijsen en raakte als fondsenwerver betrokken bij het [[Utrechts Kindercomité]], dat was opgericht om joodse kinderen de oorlog door te helpen. Ook [[Sjoerd Leiker]] was voor deze organisatie actief. Het vinden van onderduikadressen werd bemoeilijkt doordat mogelijke onderduikfamilies vaak geen extra mond konden voeden. Om de geldschieters als tegenprestatie iets aan te kunnen bieden, werd een rijmprent vervaardigd die ook verkocht kon worden.
 
De tekst hiervan was het gedicht '[[De achttien dooden]]' van de verzetsstrijder en dichter [[Jan Campert]], die wegens 'jodenhulp' naar concentratiekamp Neuengamme werd gedeporteerd, waar hij op 12 januari 1943 overleed. Het gedicht verscheen in februari 1943 voor het eerst in de ondergrondse bladen [[Het Parool]] en [[Vrij Nederland]]. Lubberhuizen kreeg de tekst begin 1943 van [[Anne Maclaine Pont]], een medewerkster van het kindercomité. Lubberhuizen nam contact op met Fedde Weidema, met wie hij voor de oorlog in een jazzorkest had gespeeld en die een opleiding tot graficus volgde, om het vers van een illustratie te voorzien. Weidema verzorgde een compositie waarin een dode omringd is door zowel symbolen van Nederland (tulpen, het silhouet van een stad met kerktoren) als van de oorlog (prikkeldraad, ruïnes, grafstenen).<ref>Roegholt (1972), 33</ref> Om aan papier te komen liep Lubberhuizen kantoorboekhandels af. Clichéfabriek Photogravure maakten [[cliché (druktechniek)|clichés]] en bleven dat de hele oorlog doen voor De Bezige Bij. De vermenigvuldiging werd verzorgd door de Utrechtse drukker van illegale bladen Jan Hendriks, die drie dagen nodig had voor de eerste druk van 500 exemplaren. Deze druk is de allereerste uitgave van De Bezige Bij en dateert van na april 1943.<ref>Renders (2004a), 23</ref> De vierde druk van de rijmprent vermeldt voor het eerst de naam van de illegale uitgeverij en het bijenvignet - eveneens door Weidema vervaardigd - dat tot op de dag van vandaag wordt gebruikt.<ref>Renders (2004a), 22</ref> Een goedkope druk kostte een tientje en een romeins genummerde vijfentwintig gulden en na aftrek van de kosten kwam dit bedrag ten goede aan het Kindercomité. In september had de rijmprent al 75.000 gulden opgebracht, genoeg om ook kunstenaars en toneelspelers die geweigerd hadden zich bij de [[Kultuurkamer]] aan te sluiten en dus geen werk meer hadden, te kunnen steunen. Zo werd de uitgeverij vanzelf ook een huis voor schrijvers die geen lid van de Kultuurkamer waren. Volgens schattingen van betrokkenen bereikte de oplage van de rijmprent gedurende de oorlog de 15.000.<ref>Renders (2004a), 26 noot 38</ref>
 
De aankomende chemici Lubberhuizen en Matthijssen wisten niets van drukken of boekverzorging. Ze bestudeerden bibliofiele uitgaven en Matthijsen kocht een boek over grafische technieken. Aan het einde van 1943 waren de belangrijkste krachten Lubberhuizen en Charles van Blommestein. Lubberhuizen zette medewerkers van het Kindercomité in voor zijn uitgeefpraktijk en trok aldus een wissel op de energie van het comité, maar dat kon niet anders omdat het geld van de uitgaven nodig was om de organisatie op de been te houden.