Mark IV (tank): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
toevoeging |
link gewijzigd |
||
Regel 32:
Voor al die nieuw te bouwen tanks moesten er natuurlijk bemanningen opgeleid worden. Het trainingscentrum te Bovington werd dus flink uitgebreid. De tanks moesten ook bij het front goed onderhouden worden. Een enorme tankwerkplaats werd dus in januari 1917 aangelegd bij Erin, in de Pas-de-Calais, achter de Britse frontsector: ''Tank Corps' Central Workshops'' onder leiding van majoor Brockbank. Tanks werden daar gerepareerd door een legertje koelies van het ''Chinese Labour Corps'', nadat ze geborgen waren door ''Salvage Companies''. Op deze plek werden de voertuigen ook aangepast aan de wensen van de gevechtseenheden die vaak niet parallel liepen aan die van de leverende industrie. De meeste veranderingen werden bedacht door Philip Johnson, een technisch genie dat zich binnen een jaar van tankchauffeur tot majoor opgewerkt had.
Het nieuwe wapen dat in november 1916 al van ''Heavy Section'' tot ''Heavy Branch'' gepromoveerd was, bood inderdaad onverwachte carrièremogelijkheden. Met zijn enorme vloot en piepkleine beroepslegertje telde het [[Verenigd Koninkrijk]] oorspronkelijk veel meer marine- dan landmachtofficieren, en de eersten domineerden in het begin ook het tankwapen. Daar kwam nu verandering in. Majoor H.J.Elles was al in 1916 door Haig persoonlijk naar Engeland gestuurd om een oogje in het zeil te houden. In oktober volgde deze genist Bradley (die de weggepromoveerde E.D.Swinton even vervangen had) op als commandant van de tanktroepen in de rang van kolonel. Tactisch officier van zijn staf was de briljante majoor Giffard le Q. Martel. Maar zelfs deze bekwame tacticus zou snel in de schaduw komen te staan van een nieuwe aanwinst: de legendarische [[
|