Nicola Porpora: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nicolaas19 (overleg | bijdragen)
k Laatste zin van zijn levensloop versoepeld
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
'''Nicola Antonio Giacinto Porpora''' (ook: Nicolò Porpora) ([[Napels (stad)|Napels]], [[19 augustus]] [[1686]] – aldaar, [[3 maart]] [[1768]]) was een [[Italië|Italiaans]] [[componist]].
 
Porpora kreeg les aan het ''Conservatorio dei Poveri di Gesù Cristo'' in [[Napels (stad)|Napels]] vanaf september [[1696]]. Zijn eerste compositiedocent was waarschijnlijk Greco. Rond [[1699]] verdiende hij zijn brood door zijn medestudenten bijlessen aan te bieden om zo zijn opleiding te kunnen betalen. Hij ontving in [[1708]] zijn eerste opdracht, een opera (''L'Aggrippina'') die voor de koning van Napels opgevoerd moest worden.
 
In datzelfde jaar verliet hij het ''Conservatorio'' en richtte hij zijn eigen school op. ''L'Aggrippina'' werd een groot succes, maar het zou nog een tijdje duren voordat hij de kans zou krijgen om nog een opera te schrijven.
 
Het duurde nog tot in [[1711]] vooraleer zijn opera ''Flavio Anicio Olibrio'' opgevoerd werd tijdens het carnaval. Op dat moment was hij ''Maestro di Capella'' ([[kapelmeester]]) voor [[Prins Philip van Hessen-Darmstadt]], de generaal van het Oostenrijkse leger in Napels.
In [[1716]] ontving Porpora een eretitel van Prinsprins Philip, die toen Keizerlijke Gouverneur van Mantua was.
In [[1717]] slaat het noodlot toe in Porpora's familie: zijn vader en oudste broer overlijden. Onmiddellijk nemen zijn verantwoordelijkheden toe en werkt hij als muziekleraar, zowel in het ''Conservatorio'' als privé. Op deze manier kon hij de resterende leden van zijn familie onderhouden.
 
Zijn opera ''Faramondo'' ging eind [[1719]] in première voor de naamdag van keizerin Elisabeth. Hij componeerde tevens een opera voor haar verjaardag in [[1720]] (''Angelica'') en in [[1721]] componeerde hij ''Gli Orti Esperidi'' (die eigenlijk door de jonge [[Pietro Metastasio]] geschreven werd). De toen 16-jarige castraat [[Farinelli (zanger)|Farinelli]] maakte zijn debuut in de laatstegenoemde. Porpora's bekendheid bleef toenemen en hij stond in [[Rome (stad)|Rome]] bekend als een operacomponist. Zijn ''Eumene'' ging in première in het Romeinse ''Teatro Alibert'' en hij mocht de volgende twee jaar terugkomen, samen met Farinelli. Porpora was nu zo zelfverzekerd door zijn werk als componist dat hij zijn baan in het ''Conservatorio'' opgaf in [[1722]].
 
In [[1724]] maakte hij een tournee door [[Duitsland]] en [[Oostenrijk]] en voerde maar één opera op, zijn ''Damiro e Pitia''. De Keizer dacht blijkbaar dat zijn muziek te bloemrijk en overdadig versierd was waardoor Porpora naar [[Italië]] terugkeerde. Daar was hij erg productief; hij componeerde (samenop meteen libretto van Metastasio) ''Didone abbandonata'', in [[1725]] ''Ezio'' en ''Semiramide riconosciuta'' voor het ''Theater S Giovanni Grisostomo" in [[Venetië (stad)|Venetië]].
In Venetië voelt hij zich een tijd thuis en werd hij tot ''maestroMaestro del pioPio Ospedale degli Incurabili'' benoemd. In [[1733]] wenkte [[Londen]] met een uitnodiging om in de Opera van de Adel de concurrentie aan te gaan met [[Händel]] in het "King's Theatre". ''AdriannaArianna in NaxoNasso'' was de eerste opera die opgevoerd werd in het Lincoln's Inn Fields Theater. Deze opera werd een groot succes en gebruikte veel van Händels' zangers, onder andere: Senesino, Montagnana en Cuzzoni (die in de lente van [[1734]] aankwam). Tijdens zijn driejarige verblijf in Londen voltooide hij vier andere opera's: ''Ferdinando'', ''Temistofle'', ''Meride'' en ''Arianna'', een oratorium ''David e Bersabea'' en een serenade, ''La festfesta d'Imeneo''. Hij publiceerde ook zijn [[cantate]]s opus 1, opgedragen aan de Prins van Wales, en zijn ''Sinfonie da Camera'', opus 2.
 
Alhoewel hij een "all-star cast" had, waaronder Farinelli die hem vergezelde vanaf [[1734]], verwierf Porpora geen superioriteit over Händels bedrijf. Hierna verliet Porpora [[Engeland]] en keerde terug naar Venetië in [[1736]], kort voor het in duigen vallen van zowel zijn, als Händels operahuis. In [[1759]] werd Porpora's pensioen stopgezet door de invasie van de Saksen tijdens de [[Zevenjarige Oorlog (18e eeuw)|Zevenjarige Oorlog]], en het was op dit moment dat Metastasio naar Farinelli schreef om hem aan te sporen om Porpora te helpen. Porpora werd aangewezen tot ''maestro di Capella'' in Napels in het ''Conservatorio di SSanta Maria di Loreto'' waar hij 20 jaar eerder ook tewerkgesteld was. Hij aanvaardde ook nog een opdracht voor het ''Teatro SSan Carlo''. Hiervoor herschreef hij zijn ''Il Trionfo di Camilla''" voor het carnaval van dat jaar, maar het stuk werd een flop. In [[1760]] kreeg hij een positie aangewezen in het ''Conservatorio di SSan Onofrio'', maar reeds in september van 1760 nam hij zijn ontslag.
 
Hij bracht zijn laatste jaren in Napels door, waar hij in armoede stierf. Tijdens zijn begrafenisdienst op 3 maart 1768 traden de muzikanten gratis op in zijn kerk in Napels, waar hij ook begraven werd.