Suriname (kolonie): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
link Neslo
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 31:
}}
 
'''Suriname''' was van [[1667]] tot [[1954]] een [[Nederlandse koloniën|Nederlandse kolonie]] in [[Guyana (gebied)|Guyana]]. Het lag ten oosten van de eveneens Nederlandse kolonie [[Berbice]] (later onderdeel van [[Brits-Guiana]], nu onafhankelijk als [[Guyana]]) en ten westen van [[Frans-Guyana]]. Suriname kwam in Nederlandse handen na de [[Tweede Engels-Nederlandse Oorlog]]. Bij de [[Vrede van Breda]] kreeg Nederland de soevereiniteit over Suriname in ruil voor [[Nieuw-Nederland]] (dat door de Engelsen werd hernoemd tot [[New York (provincie)|New York]]). In 1954 werd [[Suriname (Koninkrijk der Nederlanden)|Suriname]] een autonoom land binnen het [[Koninkrijk der Nederlanden]], tot het in [[1975]] onafhankelijk werd als de [[Suriname|Republiek Suriname]].
 
Suriname stond samen met de andere [[Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden|Nederlandse]] kolonies ([[Essequebo (kolonie)|Essequebo]], [[Demerary]], [[Berbice]] en [[Pomeroon (kolonie)|Pomeroon]]) bekend onder de verzamelnaam [[Nederlands-Guiana]]. Nadat alle andere kolonies in Britse handen waren gekomen ([[1815]]), stond de benaming Nederlands-Guiana feitelijk synoniem voor Suriname.
De kolonie stond van het eind van de 17e tot het eind van de 18e eeuw onder het bestuur van de [[Sociëteit van Suriname]], welke in [[1795]] door de [[Bataafse Republiek]] werd genationaliseerd.
 
== Leven in de Kolonie ==
 
De kolonie bestond voornamelijk uit [[plantage]]s voor de productie van onder andere koffie, suiker, katoen en indigo. Deze plantages waren grotendeels langs de rivieren gelegen in de nabijheid van de Atlantische kust en [[Paramaribo]], de hoofdstad van de kolonie. Rond 1770 waren de meeste voor de export producerende plantages in gebruik, 400 in totaal.<ref name="OngekendeElite">{{Citeer boek|achternaam = [[Ellen Neslo|Neslo]]| voornaam = Ellen| datum = 2016| titel = Een ongekende elite: De opkomst van een gekleurde elite in Koloniaal Suriname 1800-1863| uitgever = HaEs producties| ISBN = 978-9492513038| pagina's = blz. 24-57| taal = nl}}</ref> Op de plantages werkten [[slavernij|slaven]] die door de [[West-Indische Compagnie]] uit Afrika werden gehaald.
Ook in Paramaribo woonden veel slaven,; het leven verliep er echter op een meer vergelijkbare wijzevergelijkbaar met andere steden uit die tijd met zeer uiteenlopende sectoren, zoals allerhande ambachten en diensten. Slaven konden in vrijwel al deze sectoren actief zijn. Een deel had de mogelijkheid zichzelf te verhuren om zo een afgesproken loon te verdienen voor hun baaseigenaar. Wanneer dezehij meer verdiende dan het afgesproken bedrag kon hij het overschot sparen om zich vrij te kopen. Vanaf het begin van de 19e eeuw zien we hierdoor een grote toename van het aantal vrije niet-blanke burgers in Paramaribo. De groep van ex-slaven en hun afstammelingen nam toe van 1.760 personen in 1791 tot 13.510 personen in 1862, het jaar voor de [[Emancipatiewet|afschaffing van de slavernij]] in Suriname.<ref name ="OngekendeElite" /> Ter vergelijk tussen 1811 en 1830 lag de bevolking van de gehele kolonie vrijwel stabiel op 56 duizend personen.
 
== Emancipatie & contractarbeid ==
 
De slavernij werd in [[1863]] afgeschaft door aanname van de [[Emancipatiewet]]. Gedurende tien jaar moesten de geëmancipeerde slaven op de plantages blijven werken, dit maalditmaal tegen betaling. In dezelfde tijd werden ter vervanging van hun arbeid [[contractarbeid]]ers uit [[China]] gehaald. Vanaf 1873 zocht men deze in [[Brits-Indië]], totdat hier in 1916 een einde aan gemaakt werd door [[Mahatma Gandhi]]. Vervolgens werden er tot aan de [[Tweede Wereldoorlog]] vele contractarbeiders uitvan [[Java (eiland)|Java]] naar Suriname gehaald.
 
==Zie ook==