Constant Permeke: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Eissink (overleg | bijdragen)
Regel 52:
 
==Permeke's zwart==
Een fijnschilder als [[Carel Willink]] beweerde in 1949 dat de schilderijen van Permeke 'door onoordeelkundig schilderen in luttele jaren zwart en levenloos zijn geworden'.<ref>''De schilderkunst in een kritiek stadium'', Albert Carel Willink, Amsterdam 1949, p. 34</ref>. [[Willy Van den Bussche]] vond deze uitspraak, die veel invloed zou krijgen op de latere appreciatie van het werk van Permeke, te ver gaan. Alle schilderijen die dik in de verf zitten hebben volgens hem een problematisch en specifiek verouderingsproces; het later na-donkeren van met name het werk van Permeke wees hij dan ook van de hand. Ook was er bij Permeke de negatieve associatie van het schadelijke '[[Bitumen|bitumen]]', die bij het schilderen ter plekke de kleur doet opgloeien, maar later genadeloos veel kleuren in het schilderij vernietigt. Dit is in een aantal werken van van de vroegere! schilder [[Jozef Israëls]] gebeurd. Deze negatieve associatie tussen bitumen en Permeke's werk werd nota bene gelegd in een lovende artikel over zijn schilderkunst, van de beide broers [[Paul Haesaerts|Haesaerts]] in 1930.
 
Van den Bussche stelde in 2012 dat Permeke met het vele zwart een eenheid tot stand wilde brengen tussen de verfmaterie en de voorstelling in zijn werk, om zo de verbondenheid met de aarde uit te drukken. Het vaak gebruikte zwart gaf volgens hem aan Permeke's schilderijen de draagkracht, waaruit hij als het ware zijn figuren geboren liet worden. Als illustratie voor zijn bewering refereerde hij naar onderstaande citaat van de broers Haesaerts uit 1930, om te bewijzen dat het zwart in de werken van Permeke nooit later heeft na-gedonkerd. Het vele zwart werd door hem zo gebruikt en was dus ook werkelijk zo bedoeld om de intensiteit die Permeke in zijn schilderij wilde bereiken bewust tot stand te brengen. Hier de beide broers aan het woord: