Zesdaagse Oorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Luchtmacht: Die werden toen besteld maar ze waren nog niet geleverd
Regel 96:
====Landmacht====
[[Bestand:M51-Isherman-latrun-1.jpg|thumb|Een "Isherman" met erachter een "Super Sherman"]]
De Israëlische landmacht was sterk gemechaniseerd: de beperkte mankracht werd gecompenseerd door een relatief groot aantal [[tank (voertuig)|tanks]]. Het belangrijkste type was oorspronkelijk de middelzware [[M4 Sherman]], een Amerikaans voertuig uit de [[Tweede Wereldoorlog]] waarvan midden jaren vijftig een groot aantal tegen schrootwaarde van verschillende Amerikaanse bondgenoten te verkrijgen was geweest. De oorspronkelijke variant daarvan was verouderd wegens een zwak M3 75mm75&nbsp;mm-kanon en een dunne pantsering maar door zijn betrouwbaarheid goed bruikbaar voor de Israëlische tactiek van de bewegingsoorlog. Uiteindelijk zou Israël er ruim achthonderd van verwerven, een belangrijk deel om te worden omgebouwd tot allerlei ondersteuningsvoertuigen. In 1967 waren er nog ongeveer 520 Shermans als gevechtstank in gebruik. Veertig daarvan waren van het type "M1", in feite zogenaamde ''SuperShermans'' met een verlengd 76,2mm-kanon die door de VS aan NAVO-landen waren geleased en die Frankrijk vanaf 1955 clandestien had geleverd. Omdat ook dit kanon als te zwak gold, had men met Franse hulp vanaf maart 1956 ongeveer driehonderd voertuigen omgebouwd met een lang M50 75mm75&nbsp;mm-kanon dat de Fransen uit dat van de Duitse [[Panther (tank)|Panther]] hadden ontwikkeld. In Israël was de officiële naam van deze Shermanvariant de "M50" maar verwarrend genoeg werd hij in de pers ook "Super Sherman" genoemd. Dit wapen was krachtig genoeg om de Sovjet [[T34]]-85 en de Amerikaanse M47 en M48 de baas te kunnen maar het kon niet het frontpantser van Sovjettanks van de T-54/55 serie doorslaan. Daarom werden begin jaren zestig 180 oude Shermans omgebouwd met een verkort M51 105mm105&nbsp;mm-kanon. Dit wapen had een gering effectief bereik, maar kon een rotatiegestabiliseerde granaat afvuren met in het midden een langzamer roterende [[holle lading]] die alle toenmalige tanks kon vernietigen. Deze Shermanvariant heette de "M51" maar kreeg de bijnaam "Isherman". Dat men de moeite moest nemen oude tanks om te bouwen had mede als oorzaak dat Frankrijk geen middelzware tanks produceerde. In plaats daarvan werd een lichte tank met het krachtige 75mm75&nbsp;mm-M50-kanon gefabriceerd, de [[AMX 13]], waarvan het grote aantal de zwakke pantsering moest compenseren. In Israël vond men het type eigenlijk hoogstens geschikt als verkenningstank maar bij gebrek aan beter zag men zich gedwongen de Franse doctrine over te nemen en grotere aantallen aan te schaffen: dertig werden er gekocht in 1953,<ref>Levey (1997) P. 64</ref> zestig op 12 november 1956<ref>Levey (1997) P. 181</ref> en tweehonderd in 1960. Die laatste waren in 1967 nog niet allemaal geleverd, zodat er ongeveer 230 beschikbaar waren.
[[Bestand:Centurion-Shot-Kal-Alef-latrun-2.jpg|thumb|Een Centurion met erachter een M48 Patton]]
In de jaren vijftig waren de enige westerse producenten van middelzware tanks de VS en het VK. Het verzoek zulke modernere typen dan de Sherman te mogen afnemen was een constant element in het Israëlische diplomatieke verkeer met beide landen. In oktober 1958 zagen de Britten zich moreel gedwongen vijfenvijftig [[Centurion (tank)|Centurions]] te verkopen, nadat [[Ben Gurion]] toegestaan had dat Britse vrachttoestellen met wapens over Israëlisch grondgebied vlogen om Koning Hoessein tijdens een opstand in het zadel te houden.<ref>Levey (1997) P. 133</ref> In 1958 werden de eerste zestien feitelijk geleverd en dat zette een constante stroom van leveringen in gang: veertien in 1959, zestig in 1960, vijfenveertig in 1962 en achtenveertig in 1964. Op 10 september 1964 werden er nog eens tweehonderdvijftig verkocht en in de jaren daarna geleverd zodat er in 1967 433 beschikbaar waren. De meeste daarvan waren al door de Britten voorzien van het nieuwe ''[[Royal Ordnance L7]]'' 105mm105&nbsp;mm-kanon dat in 1967 alle tanks van de Arabische legers kon vernietigen maar enkele voertuigen bleven dat jaar nog uitgerust met de oorspronkelijke 83,4mm4&nbsp;mm-"twintigponder" waarvan de uitwerking tegen de [[T-55|T-54/55]] onvoldoende was. Hoewel Israël uiteindelijk tot het midden van de jaren zeventig ruim vijftienhonderd Centurions zou aanschaffen en dit type het symbool zou worden van de Israëlische pantsermacht, verliep de introductie van het nieuwe materieel zeer problematisch en werd het als te complex en traag beschouwd. Pas in 1965 wist men de Amerikaanse regering te bewegen 150 stuks van de [[M48 Patton]] te leveren, een tank met een betere ophanging, een groter rijbereik en een soepeler besturing dan de Centurion, en een die daarbij voorzien was van een optische afstandsmeter. De levering vond eerst in het geheim plaats: aan de [[Bondsrepubliek Duitsland (1949-1990)|Bondsrepubliek Duitsland]] geleasede M48A1's werden via Italië naar Israël verscheept en in ruil kreeg de Bondsrepubliek er nieuwe M48A2's voor terug. Na de eerste veertig tanks lekte deze operatie uit naar de Duitse pers en in februari 1965 zette de Duitse regering de export stop; de VS besloten toen het type maar direct te leveren. In 1965 werden nog eens negentig M48A1's verscheept en in 1966 10 M48A1's en 110 M48A2C's, zodat in 1967 een totaal van 250 M48's beschikbaar was. Deze waren alle oorspronkelijk uitgerust met een 90mm90&nbsp;mm-kanon dat nog zwakker was dan het Britse 83,4mm4&nbsp;mm-wapen. In juni 1967 bevond men zich midden in een project om de helft ervan met het L7 105mm105&nbsp;mm-kanon om te bouwen; pas een dozijn tanks was al verbeterd. De VS hadden geweigerd om ter voorlopige vervanging 140 modernere [[M60 Patton]]'s in bruikleen te geven.
[[Bestand:M3-Halftrack-latrun-2-2.jpg|thumb|Een M3 [[half-track]] met erachter een AML 90]]
Israël had aldus in juni 1967 ongeveer 1.350 inzetbare tanks. Die konden niet allemaal tegelijk in het veld gebracht worden. Men hield een materieelreserve aan van zo'n 50% bovenop de organieke sterkte. Er waren tweeëntwintig tankbataljons operationeel: negen uitgerust met de Sherman (één met de M1, vijf met de M50 en drie met de M51), zeven met de Centurion, vier met de AMX 13 en twee met de M48. Een bataljon was in beginsel opgebouwd uit vier compagnieën van tien tanks, aangevuld met een reservepeloton van drie en een commandotank van de bataljonscommandant. De feitelijke sterkte varieerde. De AMX 13-bataljons hadden maar drie compagnieën, één M48-bataljon was op sterkte gebracht door een AMX 13-compagnie en één Shermanbataljon was versterkt door een vijfde Centurioncompagnie. De tankbataljons waren, samen met infanterie-eenheden, samengevoegd tot brigades en die werden vaak weer gecombineerd tot ''Ugdot''. Iedere ''Ugda'' was een divisiehoofdkwartier dat het bevel had over een flexibel aantal eenheden. De vier ''Ugdot'' en de onafhankelijke brigades werden verdeeld over de drie strijdterreinen, waarover het bevel gevoerd werd door een Noordelijk, Centraal en Zuidelijk Commando.
[[Bestand:L-33-Roem-beyt-hatotchan-2.jpg|left|thumb|Israël voerde in 1967 de Ro'em in, een Lang 33 155mm155&nbsp;mm-geschut op een Shermanchassis]]
Behalve tien pantserbrigades waren er ook negen infanteriebrigades, waarvan er drie versterkt werden met een tankbataljon zodat het in feite pantserinfanteriebrigades waren, waaronder twee parachutistenbrigades die ook beschikten over negenentwintig Franse [[Panhard AML90]] [[pantserwagen]]s, uitgerust met een 90mm90&nbsp;mm-kanon. De infanterie was volledig gemotoriseerd, uitgerust met vrachtwagens, en gedeeltelijk gemechaniseerd met een duizendtal Amerikaanse [[M3 Half-Track]]s uit de Tweede Wereldoorlog. Sommige daarvan waren voorzien van een 90mm90&nbsp;mm-[[antitankkanon]] of van geleide antitankraketten van het Franse type [[SS.10]] Nord Aviation. De artillerie beschikte over 746 vuurmonden waarvan de meeste getrokken werden; daarnaast bezat men rupsvoertuigen: twee bataljons [[M7 Priest]], zestig [[AMX-105A]]'s en een paar batterijen [[Ro'em L-33]]'s, een lokaal omgebouwde Shermanconversie. Er was te weinig van zulke [[gemechaniseerde artillerie]] om de tankeenheden bij een snelle opmars voldoende vuursteun te blijven geven en die taak werd uitgeoefend door de lichte tactische bommenwerpers van de luchtmacht.
 
In 1967 was de [[tactiek (krijgskunde)|tactische doctrine]] van het Israëlische leger gebaseerd op de [[bewegingsoorlog]]: het verslaan van de vijand door een snelle diepe aanval, gecombineerd met een omsingeling. Daarbij paste men het principe van de ''[[Auftragstaktik]]'' toe. Lagere commandanten kregen een algemene opdracht en moesten zelf bepalen hoe ze dat doel bereikten. Dit systeem liet alle ruimte voor eigen initiatief en stoutmoedige improvisaties. Het paste goed bij de tamelijk egalitaire Israëlische samenleving maar leidde ook tot een wat zwakke discipline en weinig respect voor de hiërarchische verhoudingen. Doordat op een joodse bevolking van nog geen drie miljoen het leger een kleine kwart miljoen man onder de wapenen had, kon men niet erg selectief zijn. Dat werd gecompenseerd door een langdurige training en een uitstekend moreel. De achilleshiel van het leger was de slechte logistiek door een tekort aan vrachtwagens. Een campagne moest snel voorbij zijn, anders dreigde de bevoorrading stil te vallen.