Boni (vrijheidsstrijder): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Mohawkmarcje (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Bestand:Stedman1.jpg|thumb|260px|Kaart van Suriname ca 1796]]
 
'''Boni''' (ca. [[1730]] – 19 februari [[1793]]), was een vrijheidsstrijder en [[guerrilla]]leider in [[Suriname]]. ZijnVolgens vaderde overleveringen zou zijn vader een Nederlander zijn geweest die zijn moeder, een tot slaaf gemaakte, als minnares had en daarna verstootte. Zwanger vluchtte zij het bos in, naar de [[Marrons van Suriname|Marrons]]. Daar, bij de [[Cottica (plaats)|Cottica]]-Marrons, werd Boni geboren. In [[1765]] volgde hij [[Asikan Sylvester]] op als leider van de groep die bekend zou worden onder zijn naam: 'Boni's' (nu: Aluku). Hij trainde zijn mensen tot geduchte vijanden van de [[kolonialisme|kolonisten]].
 
Talrijke aanvallen voerden ze uit op plantages in het oosten van Suriname, vooral in het gebied van de rivier de [[Cottica (rivier)|Cottica]]. Veel tot slaaf gemaakten sloten zich bij hen aan. Ook namen zij tot slaaf gemaakten mee om zich van vrouwen te voorzien. Voor de planters betekende de marronage een aanzienlijk kapitaalverlies. Boni en zijn krijgers opereerden vanuit een groot fort met een vier meter hoge muur in een moerasachtige omgeving in de kuststreek van [[Commewijne (district)|Commewijne]], [[Fort Buku|Fort Boekoe]]. Met deze naam wilden zij aangeven dat ze liever tot stof zouden vergaan dan zich overgeven. Het fort was omringd door een [[moeras]] en voorzien van geweren en een kanon. Door de overvallenligging envan plundertochtenhet diefort, vanuitte Boekoemidden werdenvan ondernomenverraderlijke moerassen, was het nagenoeg onvindbaar en onbereikbaar voor de geldverslindendetroepen strafexpeditiesvan diehet daaropgouvernement. volgden,Vanaf werddeze desterke vestingpositie eenvoerden grotezij brontalrijke aanvallen uit op plantages in het oosten van zorgSuriname, voorvooral in het gebied van de machthebbersrivier de [[Cottica (rivier)|Cottica]]. DeDaarbij totmaakten slaafzijn gemaaktenvoorraden, daarentegengereedschap, puttenwapens eren hoopvrouwen uitbuit. Door de liggingsuccessen van hetBoni fort,en tezijn middenstrijders vanprobeerden verraderlijkeslaven moerassen,die waswilden hetvluchten nagenoegzich onvindbaarbij enhen onbereikbaaraan voorte desluiten. troepenBekende medestrijders van hetBoni gouvernementwaren [[Baron (guerrillaleider)|Baron]] en [[Jolicoeur (vrijheidsstrijder)|Jolicoeur]].
 
UiteindelijkDoor beloofdende overvallen en plundertochten die vanuit Boekoe werden ondernomen en de Nederlandersgeldverslindende 300strafexpedities totdie slaafdaarop gemaaktenvolgden, werd de vrijheidvesting alseen zegrote meevochtenbron tegenvan Bonizorg envoor de Baronmachthebbers. DezeZij vormdenhadden hetgeen legerkorpsantwoord Deop de guerillatactieken van de Boni's. Als versterking van de militie werd in [[1772]] een corps van 300 Zwarte Jagers opgericht, ookgeworven weluit slaven die hiermee hun vrijheid konden verkrijgen en onder bevel van Europese officieren. Ze kregen al snel de bijnaam [[Redi Musu|"Redi Moesoes"]] genoemd, naar de genummerde rode mutsen die ze droegen als onderdeel van hun uniformonderscheiding. Na een belegeringzoektocht van zeven maanden werd in [[1772]]uiteindelijk het geheime pad, dat net onder water lag en toegang gaf tot het fort, verraden. Terwijl kapitein Mangold een schijnaanval deed, viel een detachement Zwarte Jagers onder leiding van luitenant [[Jurriaan François de Friderici|Friderici]] het fort aan over het geheime pad. Op 20 september 1772 werd het fort veroverd en fort vernietigd, maar Boni ontsnapte naar het oosten en trok over de [[Marowijne (rivier)|Marowijne]], de grensrivier met [[Frans-Guyana]]. Hij verlegde zijn hoofdkwartier naar Aloekoe. Dit dorp werd ingenomen en vernietigd door Zwarte Jagers en troepen van de Sociëteit onder leiding van [[P.S. Stoelman]]. De Boni-marrons trokken daarop verder stroomopwaarts langs de Marowijne en vestigden zich aan de Franse zijde van de rivier.
 
In Nederland werd in 1772 een regiment [[Mariniers]] opgericht dat als versterking naar Suriname zou worden gezonden. Kolonel van het regiment werd [[Louis Henri Fourgeoud]], die eerder in [[Berbice]] had gevochten en ervaring had met de guerillaoorlog. Deze troepen, 800 man sterk, arriveerden in februari [[1773]] en werden ingezet om de dorpen en kostgronden van de Marrons op te sporen en te vernietigen. In het regiment diende ook [[John Gabriël Stedman]], die zijn ervaringen vastlegde in een boek. Stedman beschrijft onder andere hoe kleine groepjes van vier à vijf man, door zich steeds snel te verplaatsen en te schieten, de vijand de indruk geven tegenover een zeer grote groep te staan. Dergelijke [[guerrilla]]tactieken stelden Boni in staat de vijand steeds weer in verwarring te brengen en te verslaan. De ervaren Fourgeoud wist de troepen van Boni wel terug te dringen, maar zij werden nooit geheel verslagen. Een deel trok zich terug in [[Frans Guyana]]; dit leidde ertoe dat de Franse intendant [[Pierre-Victor, baron Malouet|Pierre-Victor Malouet]] in [[1777]] naar Paramaribo kwam om de kwestie van 200 gevluchte Marrons te bespreken. Volgens hem waren er 3.000 marrons; 150 waren onderweg en hielden zich op in de bossen.
In februari 1773 arriveerde de Zwitserse kolonel [[Louis Henri Fourgeoud]] met 800 man Staatse troepen uit Nederland. Deze troepen werden ingezet om de dorpen en kostgronden van de Marrons op te sporen en te vernietigen.
In de gelederen van Fourgeod en Stoelman vocht ook [[John Gabriël Stedman]], die zijn ervaringen vastlegde in een boek. Stedman beschrijft onder andere hoe kleine groepjes van vier à vijf man, door zich steeds snel te verplaatsen en te schieten, de vijand de indruk geven tegenover een zeer grote groep te staan. Dergelijke [[guerrilla]]tactieken stelden Boni in staat de vijand steeds weer in verwarring te brengen en te verslaan. Bekende medestrijders van Boni waren [[Baron (guerrillaleider)|Baron]] en [[Jolicoeur (vrijheidsstrijder)|Jolicoeur]].
 
Nog 20 jaar lang ging Boni door met zijn strijd tegen de overheerserskolonisten. Uiteindelijk werd hij door verraad op 19 februari [[1793]] gedood door Bambi, een [[Ndyuka (Marrons)|Aukaans]] opperhoofd, onder grote druk van luitenant Stoelman, commandant van de Redi Moesoes.
In 1777 kwam de Franse marine-officier [[Pierre-Victor, baron Malouet|Pierre-Victor Malouet]] langs om de kwestie van de 200 gevluchte Marrons te bespreken. Volgens hem waren er 3.000 marrons; 150 waren onderweg en hielden zich op in de bossen.
 
Nog 20 jaar lang ging Boni door met zijn strijd tegen de overheersers. Uiteindelijk werd hij door verraad op 19 februari [[1793]] gedood door Bambi, een [[Ndyuka (Marrons)|Aukaans]] opperhoofd, onder grote druk van luitenant Stoelman, commandant van de Redi Moesoes.
 
Boni wordt meestal in één adem genoemd met Baron en Joli-Coeur, doordat John Gabriël Stedman hen in zijn boek ''[[Reize naar Surinamen en door de binnenste gedeelten van Guiana]]'' (1799-1800) met elkaar in verband bracht. Ieder van hen had echter een eigen achtergrond en inbreng.