Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 208:
 
==== Arabieren ====
In de praktijk hebben slaven verschillende sociale en economische posities ingenomen, van [[emir]] tot [[arbeider]]. Slaven werden breed ingezet in irrigatie, mijnbouw, werk op het land en in het leger. Sommige heersers leunden zo zwaar op slaven in het leger en de overheid dat deze de macht konden overnemen. Desalniettemin worden slaven niet steeds behandeld in overeenstemming met islamitisch recht. Soms waren de toestanden zo bar dat er rellen ontstonden zoals de opstand van [[Zanj]].<ref>Clarence-Smith (2006), p. 2-5</ref> Dit was echter de uitzondering op de regel omdat de overgrote meerderheid van het werk in de middeleeuwse islamitische wereld werd gedaan door vrije, betaalde krachten. Om verschillende redenen zoals het ontmannen van slaven was de natuurlijke groei van de slavenpopulatie niet genoeg om te voldoen aan de vraag naar slaven in de moslimgemeenschap. Het gevolg was een omvangrijke import van slaven die gepaard ging met enorm veel leed en grote aantallen doden bij het gevangennemen en vervoeren van slaven uit niet-moslimlanden.<ref>Lewis 1990, page 10</ref> In theorie heeft slavernij in islamitisch recht geen raciale componenten, maar in de praktijk was dat somswel anders.<ref>Bernard Lewis, ''Race and Color in Islam,'' Harper and Row, 1970, citaat op pagina 38. De haakjes zijn van Lewis.</ref>
 
De Arabische slavenhandel concentreerde zich vooral in Westelijk Azië en Noord-Afrika. Tegen het eind van de 19e eeuw bereikte deze een minimum. In het begin van de 20e eeuw, na de Eerste Wereldoorlog, werd slavernij in moslimlanden geleidelijk verboden en onmogelijk gemaakt, voornamelijk onder druk van westerse mogendheden als Engeland en Frankrijk.<ref name="eois" /> Toch is er nog steeds slavernij waarbij men zich op de islam beroept, met name in de Afrikaanse republieken Tsjaad, Mauretanië, Niger, Mali en Soedan.<ref>Segal, pg. 206.</ref><ref>{{Citeer web