Massa-extinctie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
+ {{Sjabloon:Navigatie klimaatverandering}}
Regel 25:
De uitsterfgolf die door de mens wordt veroorzaakt begon voor 8000 BC, in het [[Holoceen]] en gaat in versneld tempo door tot het heden. De [[IUCN]] gaat ervan uit dat het uitsterftempo een factor 1000 tot 10.000 hoger ligt dan dat van het uitsterven dat altijd plaatsvindt onder natuurlijke omstandigheden en het "achtergronduitsterven" wordt genoemd.<ref name="Barn">[http://ib.berkeley.edu/labs/barnosky/Barnosky%20et%20al%20Sixth%20Extinction%20Nature.pdf {{en}}{{aut|Barnosky, A.D., N. Matzke ''et al''}} (2011) ''Has the Earth’s sixth mass extinction already arrived?''. Nature 471:51-57.]</ref>
 
Dit uitsterftempo steeg maar heel geleidelijk in het begin van het [[Kwartair]]. De [[wolharige mammoet]] verdween in het [[Holoceen]], maar op het eiland [[Wrangel (eiland)|Wrangel]] leefden deze mammoeten tot in de tijd van de Egyptische [[farao]]'s, ongeveer 1.700 jaar voor het begin van onze jaartelling. Sinds de mens zich op vaste woonplaatsen vestigde in het [[Neolithicum]] (dat rond 11.000 jaar voor de jaartelling in het [[Midden-Oosten]] begon) verdwenen er meer grote zoogdieren dan in het [[Pleistoceen]] (van 2,58 tot 0,11 miljoen jaar geleden). Op eilanden zoals [[Nieuw-Zeeland]], [[Hawaï (eiland)|Hawaï]] en andere eilanden in [[Polynesië]] en [[Melanesië]] en verder op [[Madagaskar]] werden vanaf 800 na Chr. alle dieren uitgeroeid die een lage voortplantingssnelheid hadden en geen aangeboren neiging bezaten om voor mensen weg te vluchten. Een grote golf van uitsterfgevallen veroorzaaktenwerden veroorzaakt door de ontdekkingsreizen en stichtingen van [[kolonie (staatkundig)|kolonies]] door Europeanen op andere continenten. Zij brachten (bewust) hun eigen landbouwhuisdieren mee zoals onder andere varkens, runderen en geiten en (onbewust) ongedierte zoals [[zwarte rat|zwarte]] en [[bruine rat]] en [[huismuis]], plantenzaden en microscopisch kleine ziekkiemen. Hiertegen was de inheemse fauna (en vaak ook de inheemse menselijke bevolking) niet bestand.<ref>{{en}}{{aut|Crosby, A.W.}}, 1986. Ecological Imperialism: The Biological Expansion of Europe, 900-1900. Cambridge University Press. ISBN 9780521336130</ref>
 
De factoren die nu het uitsterven bepalen zijn anders en daarom in puur wetenschappelijk opzicht moeilijk te vergelijken met de factoren die in eerdere geologische perioden het uitsterven bepaalden.<ref name="Barn"/> Nog steeds sterven er diersoorten uit of dreigen uit te sterven. Het [[World Wide Fund for Nature]] sprak in het jaarbericht over 2014 over een dramatische verslechtering in de status van veel grote diersoorten zoals de [[witte neushoorn]] (van de noordelijke ondersoort bestaan nog maar vijf exemplaren), [[Afrikaanse olifanten|Afrikaanse]] en [[Aziatische olifant]] (er sterven meer dieren door stroperij dan er geboren worden), [[leeuw (dier)|leeuw]] (in [[West-Afrika]] uitgestorven, in [[India]] een kleine restpopulatie) en de [[walrus]] (dit dier verdwijnt door het het smelten van ijsschotsen die als rustplaats dienen). Andere dieren verliezen volgens de WWF hun [[habitatverlies|leefgebieden]]. Bijvoorbeeld de [[bonobo]] in een [[Nationaal Park]] in [[Congo-Kinshasa]] wordt bedreigd door plannen voor oliewinning. Ongeveer 94% van alle soorten [[Hominoidea|mensapen]] (de naaste verwanten van de [[mens]]) stond in 2014 op de [[Rode Lijst van de IUCN]] in de hoogste categorieën zeer bedreigd en bedreigd.<ref>{{Citeer web |url=http://www.wwf.de/2014/dezember/gewinner-und-verlierer-2014/|titel=Gewinner und Verlierer 2014 |uitgever=Pressestelle WWF|bezochtdatum=1 februari 2016}}</ref> Volgens berekeningen op grond van cijfers van de IUCN is in de afgelopen 500 jaar 22% van de [[zoogdieren]], 14% van de [[vogels]], 29% van de reptielen, 31 maar mogelijk 43% van de [[amfibieën]] en 28% van de [[straalvinnigen|vissen]] uitgestorven.<ref name="Barn"/> Een belangrijke, maar nog weinig onderzochte factor is in dit verband de [[co-extinctie]], namelijk het verdwijnen van een soort als gevolg van de achteruitgang van een andere soort.