Stroomvoorziening van spoorwegen: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →Metro Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website |
|||
Regel 5:
== Spanning ==
Over het algemeen heeft de gebruikte voedingsspanning te maken met het [[vermogen (natuurkunde)|vermogen]] van de [[motor]] van een voertuig. Zo worden [[tram]]s en [[trolleybus]]sen gevoed met 600 of 750 [[Volt (eenheid)|volt]] gelijkspanning, bij metrostellen kan deze waarde tot 1500 volt oplopen en bij de spoorwegen tot 25
== Gelijkstroom, wisselstroom en gebruikte frequentie ==
Het grote voordeel van het gebruik van gelijkspanning was historisch de relatieve eenvoud van de tractie-installatie aan boord van het railvoertuig: gelijkspanning kan vrijwel direct aan geschikte elektromotoren worden gevoed. Daar staat tegenover dat langs de baan [[gelijkrichter|gelijkrichtinstallaties]] nodig zijn om de door het hoogspanningsnet geleverde wisselspanning om te zetten in een bruikbare gelijkspanning. Ook is de gelijkspanning niet simpel omlaag te transformeren aan boord van het voertuig, zodat geen hoge spanningen op de bovenleiding gebruikt worden. De hoogste algemeen toegepaste gelijkspanning is 3 kV.
Wisselspanning met de frequentie van het lichtnet (50
Wisselstroom met een lagere frequentie dan die van het net (bijvoorbeeld 16,7
Op enkele trajecten vindt men nog bovenleidingvoeding met [[draaistroom]] (driefase-wisselstroom). Asynchrone [[draaistroommotor]]en zijn goed geschikt voor elektrische tractie, eenvoudig van constructie en onderhoudsarm (geen [[koolborstel]]s) maar het grote nadeel hier is dat de constructie van de bovenleiding gecompliceerd is. Er zijn drie afzonderlijke fasen nodig, wat bijvoorbeeld wordt bereikt met twee rijdraden en een derde rail. Daarnaast kan er bij vaste frequentie van de voedingsspanning slechts een beperkt aantal snelheden gereden worden.
De voortgaande ontwikkeling van de [[vermogenselektronica]] heeft de nadelen van bepaalde systemen wel steeds kleiner gemaakt. Benodigde gelijkricht- of omvormingssystemen aan boord van tractievoertuigen konden steeds compacter worden. Zo bestelde de [[Deutsche Bundesbahn]] eind jaren 1970 een serie elektrische locomotieven ([[Baureihe 120]]) met draaistroommotoren, die gebruik konden maken van de bestaande enkelfasige wisselspanning op de bovenleiding. Voor nieuwe spoorwegverbindingen voor de lange afstand kiest men daarom vrijwel steeds voor een systeem met 50
== Trein ==
Regel 25:
{{Legenda|#a3a5ce|15 kV [[wisselspanning]]}}
{{Legenda|#94af2e|25 kV wisselspanning}}]]
[[Elektrische trein|Treinen]] worden meestal gevoed met een bovenleiding, waarbij de [[Retourstroom#
* gelijkstroom
* draaistroom (drie fasen)
* eenfasige wisselstroom met een lage frequentie (16⅔ of 25
* eenfasige wisselstroom met een normale frequentie (50 of 60
De eerste drie systemen zijn ontwikkeld voor de [[Eerste Wereldoorlog]]. Het systeem met wisselstroom op normale lichtnetfrequentie is in het [[Interbellum]] ontwikkeld en pas na de [[Tweede Wereldoorlog]] grootschalig toegepast. Het wordt nu gezien als het ideale stroomsysteem.
=== Driefasenspanning ===
[[Driefasenspanning]], ook wel draaistroomvoeding genoemd, werd in 1894 ontwikkeld door de Hongaarse ingenieur [[Kálmán Kandó]] op basis van de uitvindingen van [[Nikola Tesla]]. De eerste toepassing in de praktijk was de stadstram in [[Evian-les-Bains]]. De grootschalige toepassing volgde in 1902 op de [[Valtellina spoorlijn]], de eerste geëlektrificeerde spoorlijn ter wereld, tussen [[Lecco (stad)|Lecco]] en [[Sondrio (stad)|Sondrio]]/[[Chiavenna]] in Noord-Italië. Bij dit systeem wordt er gebruikgemaakt van een dubbele bovenleiding (fasen 1 en 2) en de rails (fase 3). De bovenleidingen en [[Stroomafnemer|pantografen]] voor dit systeem zijn daardoor gecompliceerd. Deze dubbele bovenleiding werd onder andere gebruikt in Italië tot 1976, maar wordt nauwelijks meer toegepast. Bij de [[Jungfraubahn]] en de [[Gornergratbahn]] in [[Zwitserland]] wordt driefasige wisselspanning nog steeds gebruikt. Ook in [[La Rhune]], een tandradlijn in de Franse [[Pyreneeën]], wordt dit systeem toegepast. Behalve de ingewikkelde bovenleiding, was het beperkte aantal snelheidstrappen een nadeel. In Italië bijvoorbeeld konden de [[locomotief (spoorwegmaterieel)|locomotieven]] voor goederentreinen alleen maar 25 of 50
<gallery widths="200" heights="200">
Bestand:Mh JB kleine scheidegg.jpeg|Jungfraubahn
Regel 40:
{{Clearleft}}
De driefasenaandrijving wordt weer toegepast, echter zonder de gecompliceerde bovenleiding. Dankzij de toepassing van moderne [[vermogenselektronica]] kan de [[draaistroom]] in de trein zelf worden opgewekt uit de gelijkspanning of de eenfasige wisselspanning, waarmee alle voordelen van draaistroom gebruikt kunnen worden. De spanning en frequentie zijn hierbij traploos regelbaar zodat het probleem van het geringe aantal snelheidstrappen is vervallen. De eerste lokomotief die draaistroom opwekte uit eenfasige wisselspanning was de testlocomotief Be 4/4
===Gelijkspanning===
Regel 58:
{{Zie ook|Zie ook: [[Elektrificatie van spoorlijnen in Nederland]]}}
Destijds heeft men gekozen voor 1500 volt gelijkspanning omdat de techniek van het gelijkrichten niet zover was gevorderd. Door het ontbreken van geschikte [[elektrische isolatie|isolatiematerialen]] was het moeilijker om motoren met een hogere spanning dan 675 / 750 volt in te bouwen (twee motoren werden in serie geschakeld) vanwege de toename van gewicht en formaat in een [[draaistel]]. Nadeel van deze lage spanning is dat er grote stromen afgenomen worden, wat weer als gevolg heeft dat het spanningsverlies fors op kan lopen. Er zijn veel voedingsstations (om de 4 tot 15 kilometer) en een dubbele bovenleidingdraad nodig om dat enigszins tegen te gaan. Als de stroomsterkte te hoog wordt door zware optrekkende treinen binnen dezelfde spanningssectie, kan de spanning inzakken. Als de stroomsterkte boven de 4
In de [[jaren negentig van de 20e eeuw]] werd de (onbelaste) uitgangsspanning van de onderstations verhoogd naar 1800 volt (dat is dus precies op de maximaal toegestane spanning volgens de 1500V + 20% norm) door de vervanging van [[kwikdampgelijkrichter]]s door [[siliciumgelijkrichter]]s in de onderstations. Bijkomend voordeel was dat steeds sterkere [[trein]]en op het drukker wordende net beter gevoed konden worden.
In de stations Venlo en Bad Bentheim zijn sporen die omgeschakeld kunnen worden tussen 1500
Ook in Emmerik was een omschakelbaar spoor, maar in de nacht van 19 juli 2016 werd het eerste gedeelte van het traject tussen Zevenaar en Emmerik omgebouwd naar 25
[[Bestand:French railway network.svg|miniatuur|Het Franse spoornet
Regel 74:
===== Frankrijk =====
In Frankrijk worden 1500 V gelijkspanning en 25 kV wisselspanning gebruikt. De met 1500 V geëlektrificeerde spoorlijnen bevinden zich voornamelijk in het zuidelijk deel van het land. Recente elektrificaties overal in het land worden bijna allemaal met wisselspanning uitgevoerd. Alle hogesnelheidslijnen zijn met 25
===== Groot-Brittannië en Ierland =====
In delen van Engeland is dit systeem tot in de jaren 1980 gebruikt, onder meer op de [[Woodhead Line]], waar de elektrische locomotieven serie 27000 na de sluiting overbodig werden en als [[NS 1500 (elektrische locomotief)|NS 1500]] naar Nederland werden gehaald. Alleen de [[Tyne and Wear Metro]] en de [[Dublin Area Rapid Transit|DART]] in het stad van [[Dublin]] gebruiken nog 1500
==== 3 kV gelijkspanning ====
===== België =====
{{Zie ook|Zie ook: [[Elektrificatie van spoorlijnen in België]]}}
Op 1 december 1931 werd de eerste elektrificatie doorgevoerd op de (inmiddels opgebroken) lijn [[Spoorlijn 160|Brussel-Tervuren]] met een bovenleiding van 1500
In [[1935]] werd de elektrificatie doorgevoerd tussen [[Brussel (stad)|Brussel]] en [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]]. Van toen af werd er voor een bovenleidingspanning van 3000
Ondertussen is in België de bovenleidingspanning verhoogd van 3000 naar 3300 V.
Regel 116:
===== Andere Europese landen =====
* Spanje: behalve de hogesnelheidslijnen die met 25 kV wisselspanning uitgerust zijn. De elektrische [[meterspoor|metersporige]] lijnen van de [[FEVE]] en EuskoTren zijn uitgerust met 1500
* Italië: behalve de nieuwste hogesnelheidslijnen die met 25 kV wisselspanning uitgerust zijn.
* Polen
Regel 124:
=== Wisselspanning met een lage frequentie ===
[[Bestand:Bahnstromleitungsmast.jpeg|miniatuur|De Deutsche Bahn bezit een eigen hoogspanningsnet (110
Eenfasige wisselspanning met een lage frequentie komt in Europa voor in de vorm van 15
Het 15 kV 16⅔ Hz-systeem komt voor in [[Duitsland]], [[Noorwegen]], [[Oostenrijk]], [[Zweden]] en [[Zwitserland]]. Een groot nadeel ten opzichte van andere stroomsystemen is, dat wisselspanning met een lage frequentie niet direct betrokken kan worden uit het openbare elektriciteitsnet. In Duitsland heeft de [[Deutsche Bahn]] (DBAG) daarom eigen [[elektriciteitscentrale]]s (''Bahnkraftwerke'') om wisselspanning met deze afwijkende frequentie op te wekken. In Zweden, Noorwegen en delen van Duitsland wordt met behulp van [[draaiende omvormer]]s 16⅔
Wisselspanning met een lage frequentie wordt als achterhaald beschouwd. Echter, omdat het systeem, in tegenstelling tot gelijkspanning, nauwelijks beperkingen met zich meebrengt, is er op de korte termijn geen noodzaak tot ombouw naar 25
==== Nederland ====
In Nederland is eenfasige wisselspanning met een lage frequentie toegepast tussen [[1908]] en [[1923]] door spoorwegmaatschappij [[Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij|ZHESM]] op de [[Hofpleinlijn]]. In Leidschendam had de ZHESM een eigen elektriciteitscentrale die de bovenleiding van 10
=== Eenfasige wisselspanning met een normale frequentie ===
Eenfasige wisselspanning met een normale frequentie (frequentie van het [[lichtnet]]) komt in Europa meestal voor in de vorm van 25
[[Bestand:V50.jpg|miniatuur|De experimentele V50 uit 1923]]
In 1923 experimenteerde [[Kálmán Kandó]], inmiddels directeur van [[Ganz (onderneming)|Ganz]], met een [[elektrische locomotief|Eloc]], de V50, voor de normale frequentie. Hij gebruikte op het emplacement in [[Station Budapest-Nyugati|Boedapest]] een spanning van 16
Na de [[Tweede Wereldoorlog]] is men o.a. in Frankrijk 25
Net als bij 15
==== België ====
Regel 147:
In België wordt 25 kV sinds 1997 gebruikt op de [[hogesnelheidslijn]] naar Frankrijk ([[HSL 1]]) en sinds 2002 op de HSL tussen Leuven en Luik ([[HSL 2]]). Sinds 2009 zijn hier de [[HSL 3]] (Chênée - Duitse grens) en [[HSL 4]] (Antwerpen-Centraal – Nederlandse grens) bij gekomen.
Ook op twee vernieuwde spoorlijnen naar het [[Groothertogdom Luxemburg]] is 25
==== Nederland ====
25 kV wordt in Nederland gebruikt op de [[HSL-Zuid]], [[Havenspoorlijn]] en de [[Betuweroute]] tot vlak over de grens met Duitsland bij Emmerik.
Alleen het rangeerterrein [[Kijfhoek (rangeerterrein)|Kijfhoek]] is nog voor zien van 1500
Af en toe duikt in Nederland de discussie op of er moet worden overgeschakeld op 25
=== Omschakeling tussen de verschillende elektrificatiesystemen ===
Regel 165:
== Metro ==
[[Metro (vervoermiddel)|Metro's]] rijden overal ter wereld elektrisch. Hiervoor wordt meestal een [[derde rail]] gebruikt met een spanning van 750 V [[gelijkspanning]]. De rail heeft een isolerende kap in de vorm van een omgekeerde U, waardoor het aanrakingsgevaar vrij gering is, en de spanning wordt dus afgenomen met een [[sleepcontact]] aan de onderzijde van de rail. Bij de [[Brussel (stad)|Brusselse]] [[metro (vervoermiddel)|metro]] wordt 900
De [[metro van Londen]] gebruikt naast een derde, ook een vierde rail voor de voeding. De ene rail ligt in het midden tussen de rails waarover de wielen rijden, en de andere opzij, links of rechts. Op beide stroomrails staat gelijkspanning, −210
De spoorwegen in Zuid-Engeland gebruiken een enkele rail, opzij van het spoor. Evenals bij de Londense metro is dit een aanraakgevaarlijke rail, waarbij de spanning aan de bovenzijde wordt afgenomen. Er is dus een groot aanrakingsgevaar voor iemand die zich langs het spoor bevindt of van het perron valt. Wel geldt dat de rail in de stations nooit aan de kant van het perron ligt.
== Tram ==
[[Tram]]s rijden tegenwoordig vrijwel overal elektrisch en worden gevoed door een bovenleiding met 600 V of, bij de nieuwe systemen, 750 V gelijkspanning (uitzonderingen daargelaten). Interlokale tramwegen hadden vroeger ook een hogere bovenleidingspanning (bijvoorbeeld de [[Blauwe Tram]] en de [[Gele Tram]], die op 1200
In [[Bordeaux (stad)|Bordeaux]] is sinds eind 2003 een tramnet in gebruik waar de trams in het centrum gevoed worden door een derde rail in het wegdek tussen de rails. Om elektrocutie te voorkomen staat deze derde rail door een ingenieus systeem alleen onder spanning als er een tram boven rijdt. Deze oplossing is gekozen omdat men vond dat bovenleiding te ontsierend zou zijn voor het historische stadsbeeld.
Regel 184:
== Trolleybus ==
[[Trolleybus]]sen worden gevoed door een dubbele rijdraad met 50 à 60
== Zie ook ==
|