Cynognathus: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 35:
 
== Beschrijving ==
===Grootte en onderscheidende kenmerken===
''Cynognathus'' was 100-175 centimeter lang en had een krachtige staart en korte poten die onder het lichaam stonden. Het gewicht wordt geschat op 50 tot 70 kilogram. De kop was hondachtig met tanden die reeds waren gedifferentieerd tot snij- en hoektanden, net als bij [[zoogdieren]]. Bij de grootste exemplaren heeft de schedel een lengte van veertig centimeter. Aan de hondachtige schedel dankt ''Cynognathus'' zijn naam, want "cyno/kuoon" betekent "hond" en "gnathus" betekent "kaak". Prominente uitsteeksels op de onderkaak maakten de aanhechting van grote kaakspieren mogelijk, waardoor ''Cynognathus'' een enorme bijtkracht moet hebben gehad. Dat wordt ook bevestigd door de hoge jukbeenboog die een groot slaapvenster begrensde dat ruimte bood aan een sterke ''[[musculus temporalis]]''. De hoektanden zijn erg lang. Daarachter staan tanden met een teruggebogen spits, geflankeerd door scherpe kleinere punten. Een dergelijk gebit is nuttig om vlees te verscheuren.
''Cynognathus'' was 100-175 centimeter lang en had een krachtige staart en korte poten die onder het lichaam stonden. Het gewicht wordt geschat op 50 tot 70 kilogram.
 
Pas in 2018 werd van ''Cynognathus crateronotus'' een diagnose gegeven. De tanden achter de hoektanden van bovenkaak en onderkaak zijn lemmetvormig. De tanden achter de hoektanden van bovenkaak en onderkaak hebben tot vier knobbels, van voor naar achter geplaatst op de middellijn van de tand. Het hoofdspits vormt het grootste deel van de tandkroon, is sterk naar achteren gekromd en heeft grote kartelingen op beide snijranden die naar de basis toe in omvang toenemen. Vóór het spits staat een enkele kleinere knobbel en erachter twee relatief grote gekartelde knobbels. De beenbalk achter de oogkas is horizontaal zeer lang, waarbij het postorbitale het squamosum raakt. De schedel is in bovenaanzicht driehoekig waarbij de randen achter de tandrijen een rechte lijn vormen. Het achterhoofd vormt een rechte lijn in bovenaanzicht en is vrijwel verticaal georiënteerd. De slaapvensters zijn driehoekig in bovenaanzicht en maken een kwart van de schedellengte uit.
 
In 2018 werd geconstateerd dat het postcraniaal skelet zeer lastig te onderscheiden was van dat van ''[[Diademodon]]'', ook omdat weinig schedels in verband met zo'n skelet gevonden zijn. Er werden echter twee unieke kenmerken van ''Cynognathus'' geopperd. Althans bij grote individuen vormt de ''trochanter minor'' van het dijbeen een lage richel. Althans bij grote individuen ontbreekt een doorboring van de beenstijl naar de buitenste onderste gewrichtsknobbel van het opperarmbeen.
 
===Skelet===
De kop van ''Cynognathus'' was 100-175 centimeter lang en had een krachtige staart en korte poten die onder het lichaam stonden. Het gewicht wordt geschat op 50 tot 70 kilogram. De kop was hondachtig met tanden die reeds waren gedifferentieerd tot snij- en hoektanden, net als bij [[zoogdieren]]. Bij de grootste exemplaren heeft de schedel een lengte van veertig centimeter. Aan de hondachtige schedel dankt ''Cynognathus'' zijn naam, want "cyno/kuoon" betekent "hond" en "gnathus" betekent "kaak". Prominente uitsteeksels op de onderkaak maakten de aanhechting van grote kaakspieren mogelijk, waardoor ''Cynognathus'' een enorme bijtkracht moet hebben gehad. Dat wordt ook bevestigd door de hoge jukbeenboog die een groot slaapvenster begrensde dat ruimte bood aan een sterke ''[[musculus temporalis]]''. De hoektanden zijn erg lang. Daarachter staan tanden met een teruggebogen spits, geflankeerd door scherpe kleinere punten. Een dergelijk gebit is nuttig om vlees te verscheuren.
 
===Aanpassingen aan warmbloedigheid===
[[Therapsida]] tonen al meteen tekenen van een verhoogde stofwisseling, gepaard gaande aan een regulering van de lichaamstemperatuur. Voor kleinere vormen is dan een vacht uiterst nuttig om energieverlies te voorkomen. [[Kurt Turnovsky]] heeft in de jaren vijftig de gedachte populair gemaakt dat ''Cynognathus'' een van de eerste warmbloedige en behaarde soorten was. Tegenwoordig wordt begrepen dat de ontwikkeling naar warmbloedigheid al veel eerder ingezet moet zijn. Bij ''Cynognathus'' zijn de aanwijzingen voor endothermie erg duidelijk. Kanaaltjes in het neusbeen wijzen op de aanwezigheid van bloedvaten en zenuwen. Bij zoogdieren hangt de aanwezigheid van zulke structuren op die plaats samen met de aanwezigheid van [[snorhaar|snorharen]]. Snorharen zijn gespecialiseerde haren en zullen dan ook alleen bij een min of meer algehele beharing voorkomen. ''Cynognathus'' was ook in het bezit van een volledig gesloten secundair benig [[gehemelte]] dat de neusholte van de mondholte scheidt, waardoor ''Cynognathus'' tegelijkertijd kon eten en ademen. De hoge stofwisseling maakte een continue goede zuurstofvoorziening wenselijk. De afwezigheid van [[rib (anatomie)|ribben]] in de buikregio suggereert de aanwezigheid van een [[middenrif]], een belangrijke [[ademhaling (dier)|ademhalingsspier]] bij zoogdieren.