Atoom: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Buttonfreak (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 18:
De grootte van een atoom wordt bepaald door de elektronenwolk. Afhankelijk van het atoomnummer varieert de straal van een atoom van circa 60 ([[helium]]) tot 275 ([[francium]]) pm. Sinds begin [[1980-1989|jaren 80]] is dat groot genoeg om met behulp van [[atomic force microscopie]] (AFM) en [[scanning tunneling microscopie]] (STM) te visualiseren.
 
De elektronenwolk wordt het best beschreven als een [[kansverdeling]], waarbij een elektron zich niet op een exact bepaalde plaats bevindt. Men kan slechts spreken van een bepaalde kans een elektron binnen een eindig volume aan te treffen. Elk elektron van het atoom heeft een andere kansverdeling, hetgeen beschreven wordt met de [[kwantummechanica]]. Deze kansverdelingen worden vaak "schillen" genoemd (de juiste naam voor de omgeving waarin het elektron zich kan bevinden noemt men orbitalen), omdat de elektronen met de hoogste energie zich over het algemeen verder van de kern, in de "buitenste schil", zullen bevinden.
 
De elektronen in de "buitenste schil" bepalen vooral de scheikundige eigenschappen van de atomen. Sommige natuurkundige eigenschappen (bijvoorbeeld de geleiding van een stof) worden ook door de buitenelektronen bepaald. Andere natuurkundige eigenschappen hebben echter meer met de binnenelektronen te maken, zoals het opwekken van [[röntgenstraling]].