Jaïnisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 27:
 
In de periode van de vierde tot zesde eeuw migreerde een groot deel van de jaïnisten naar het westen en vestigde zich uiteindelijk in het westelijk en centraal deel van India en met name in het gebied van de huidige deelstaat [[Uttar Pradesh]] waar zij meer invloedrijk werden dan in het gebied van Gandhara. Dit waren vooral Shvetembar. De Digambar vestigden zich in het zuiden van India en ontvingen daar aanzienlijke patronage van de vorsten. Van koning Amoghavarsha I (814 – 878), de belangrijkste heerser van de [[Rashtrakutadynastie]], wordt in meerdere geschriften gemeld dat hij vrijwillig afstand deed van de troon om een monnik van de Digambar te worden.
 
==De Shvetembar canon==
 
De Digambar kennen geen verzameling van canoniek geachte geschriften. De ''Tattvartha Soetra'' is de enige tekst waaraan zowel door Svhetembar als Digambar grote autoriteit wordt toegekend. De door de Shvetembar in 465 na Chr. vastgestelde canon heeft zes secties.
 
* ''De twaalf Angas of zijn ledematen''. Deze teksten behandelen vooral het leven van de monniken. Het zijn vaak preken over verschillende thema ‘s van belang voor de Jains. Zij zijn vaak van dogmatische en mythologische aard. De term Angas heeft de betekenis van ''wat uit de mond komt'' (bedoeld wordt uit de mond van Mahavira). In de teksten wordt een vergelijking gemaakt met het lichaam van een mens dat bestaat uit meerdere ledematen. Er wordt mee aangegeven dat de teksten in deze sectie een onverbrekelijk geheel vormen. Het bekendste deel van deze sectie is de ''Acharanga Soetra''.
 
* ''De twaalf Upangas of zijn ledematen ''. Gebaseerd op de vorige sectie zijn het twaalf teksten met nadere uitleg over de Angas,
 
* ''De tien Painnas of Verspreide stukken '' handelen over vrijwel ieder onderwerp dat van belang kan zijn voor de gelovige. Deze teksten zijn zowel proza als poëzie. Een deel heeft qua onderwerp en opzet grote gelijkenis met de de boeddhistische tekst over gedragsregels van de [[vinaya]] uit de [[Pali-canon]] . De belangrijkste tekst is de ''Kalpa-soetra'' die feitelijk een biografie van enkele tirthankara’s is.
* ''De Cheya-soetras '' . Ook deze teksten bevatten regels voor monniken en nonnen in hun monastiek bestaan. Het woord Cheya in [[Prakrit]], in [[Sanskriet]] Cheda, heeft de betekenis van verminderen. De teksten handelen over het verminderen van gezag van iemand die de monastieke regels overtreedt.
 
* ''Individuele teksten ''. Deze teksten hebben een meer encyclopedisch karakter.
 
* ''De vier Mela-Soetras''. De eerste tekst hiervan is de Uttaradhyana-Soetra, de in het westen meest bekende tekst van het jaïnisme. Het bevat preken, advies voor leerlingen, raad voor monniken en nonnen, parabels, dialogen en balladen. Het wordt geacht een van de laatste toespraken van Mahavira te bevatten.
 
== Overzicht van de leer ==