Tweede Duits-Deense Oorlog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k +missend lidwoord
Bart.Huysman (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
De '''Tweede Duits-Deense Oorlog''' (ook wel de '''Deense Oorlog''' en de '''Deens-Pruisische Oorlog''' genoemd) was, net als de [[Eerste Duits-Deense Oorlog]], het gevolg van de politieke spanningen tussen de [[Duitse Bond]] en [[Koninkrijk Denemarken]] over de status van de hertogdommen [[Hertogdom Sleeswijk|Sleeswijk]] en [[hertogdom Holstein|Holstein]], ook wel de [[Sleeswijk-Holsteinse kwestie]] genoemd.
 
De Tweede Duits-Deense Oorlog brak op 1 februari [[1864]] uit, toen Denemarken de hertogdommen Sleeswijk en Holstein wilde integreren. Dit was echter in strijd met het [[Verdrag van Londen (1852)|Verdrag van Londen]] (1852) waarin was vastgelegd dat beide hertogdommen bij Denemarken hoorden, maar wel als zelfstandige staten moesten worden behandeld. De Duitse publieke opinie reageerde dan ook heftig op deze poging tot integratie. [[Otto von Bismarck|Bismarck]], samen met generaal Helmuth Karl Bernhard (sinds 1870 Graf) von Moltke (Parchim (Mecklenburg-Schwerin), 26 oktober 1800 – Berlijn, 24 april 1891), speelde in op deze houding en besloot om samen met [[Keizerrijk Oostenrijk|Oostenrijk]] Denemarken de oorlog te verklaren om deze hertogdommen eens en voor altijd uit handen van Denemarken te halen.
 
Er volgde een korte oorlog met [[Koninkrijk Pruisen|Pruisen]] en Oostenrijk aan de ene kant en Denemarken aan de andere. Al snel bleek dat de kracht van het gereorganiseerde leger van koning [[Wilhelm I van Duitsland|Wilhelm van Pruisen]] dat van het Deense leger overtrof. Ook konden de Denen niet rekenen op [[Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland|Britse]] steun en de oorlog viel dan ook in hun nadeel uit. In de [[Vrede van Wenen (1864)]] werd besloten dat de twee hertogdommen het gezamenlijke bezit zouden worden van Pruisen en Oostenrijk. Deze vrede betekende weliswaar het einde van de Tweede Duits-Deense Oorlog, maar niet van het politieke getouwtrek om de twee hertogdommen. Bismarck wist heel goed dat Oostenrijk zich weinig zou bemoeien met deze noordelijke gebieden.