Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 199:
De Rijn heeft een linker vertakking, de [[Waal (rivier)|Waal]], en vervolgens een rechter vertakking, de (Gelderse) [[IJssel]]. De resterende rivier wordt [[Nederrijn]] genoemd.
 
Tot zo'n 800 jaar geleden verdeelde de Rijnafvoer zich over meer dan de huidige drie hoofdtakken, Nederrijn-[[Lek (rivier)|Lek]] en IJssel. Die extra takken, zoals de [[Kromme Rijn]], de [[Linge (rivier)|Linge]] benedenstrooms van [[Tiel]] en de [[Hollandse IJssel]], zijn in de loop der Middeleeuwen afgedamd, gelijktijdig met het bedijken van de grote rivieren en het sluiten van dijken rondom polders. Dit was ook het begin van grootschalige ontginning van de gebieden tussen de riviertakken tot polders (zie [[Rijn#Stroomgebied#Nederland|boven]]) en het aanleggen van doorgaande weteringen en vaarten.
 
Een voorbeeld is de afdamming van de [[Kromme Rijn]] te [[Wijk bij Duurstede]] in 1122. Deze Rijntak was in de Romeinse Tijd ([[Romeinen in Nederland]], [[Limes (Romeinse Rijk)|Limes]]) en in de Vroege Middeleeuwen ([[Dorestad]], [[Vikingen]]) nog een hoofdstroom. Maar in die periode was ook de [[Lek (rivier)|Lek]] ontstaan als nieuwe, afsplitsende tak. In de Hoge Middeleeuwen was de [[Lek (rivier)|Lek]] de hoofdstroom geworden en was de [[Kromme Rijn]] daarbij zo ver verzand geraakt dat afdamming mogelijk was geworden. Het afdammen van de [[Kromme Rijn]] en het bedijken van de [[Nederrijn]] en [[Lek (rivier)|Lek]] maakte veengebieden rondom de stad [[Utrecht (stad)|Utrecht]] geschikt voor landbouw. Het kanaal de [[Vaartsche Rijn]] werd gegraven om de handelsverbinding van Utrecht met de Rijn te handhaven.