Acrylverf: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 27:
Commerciële acrylaatdispersies, een uitvinding van [[Otto Röhm]] uit de vroege 20e eeuw, werden vanaf 1931 verkocht door het Duitse Röhm & Haas als metaal, muur- en houtverf. In 1947 ontwikkelde het Amerikaanse bedrijf [[Bocour Artist Colors]] een methacrylaatdispersie in een oplossend mengsel van [[terpentijn]], [[xyleen]] en tolueen, te verdunnen met [[terpentine]], dat het in 1949 als kunstenaarsverf uitbracht onder de merknaam ''Magna''. Deze nieuwe verf werd niet echt populair, hoewel hij tot in de jaren zeventig geproduceerd zou worden in een gewijzigde vorm als [[wasverf]]. De droogtijd was extreem kort, de verf was mengbaar met olieverf en na droging weer oplosbaar in terpentine. De verffilm was vrij hard, omdat er zich geen copolymeren vormden bij droging. Een gelijksoortig modern product is ''Mineral Spirit Acrylic Conservation Paints'' van het bedrijf [[Golden Artist Colors]].
 
In 1954 kwam het Amerikaanse bedrijf [[Permanent Pigments]] voor de kunstenaar met de eerste acrylverf op basis van een dispersie in water: ''Liquitex'', dat zoals de naam al aanduidt ook de textielschilder als doelgroep had. Als basis werd het polymeer Rhoplex AC-34 gebruikt; tot in de jaren zeventig bleef het gebruikelijk de naam "polymeerverf" te reserveren voor de dispersies in water en "acrylverf" voor dispersies in minerale oplosmiddelen, maar dat naamonderscheid is nu verdwenen. ''Liquitex'' werd eerst in erg dunne vorm verkocht in flacons, als een zogenaamde ''low body acrylic'' met een vrij hoge pigmentconcentratie. In 1962 kwam er een dikkere vorm in tuben op de markt: ''Hyplar Acrylic Colors'' uitgebracht door [[Grumbacher]], een bedrijf dat al kunststofverf produceerde op [[polyvinylacetaat]]-basis; de hardere [[vinylverf]] voor de kunstenaar bestaat al vanaf 1938. Binnen een jaar kwamen vijf andere merken: Shiva, Liquitex, Aqua-tec, Politec en Cryla, met een gelijksoortige dikkere acrylverf, een ''high body acrylic'' die anders dan men zou denken juist een wat lagere pigmentconcentratie heeft omdat de verf niet door meer pigment die "body" verwerft maar door een speciale verdikker. Het verdikkende middel is een [[polyacrylaat]]: [[natriumpolyacrylaat]] of [[ammoniumpolyacrylaat]]. Om de dikkere verffilm iets harder te maken, werd vaak ook het polymeer Rhoplex B85 toegevoegd. In de vroege jaren zestig werd zulke tubeverf met succes gepromoot voor gebruik in de kunstklassen van Amerikaanse middelbare scholen en ''colleges'' en verdrong daar al snel het meer bewerkelijke olieverfschilderen. Tegelijkertijd verving het binnen enkele jaren de meer kwetsbare [[plakkaatverf]] in de decoratieschildering, terwijl ook illustratoren het gemak van de sneldrogende verf ontdekten. Alle grote fabrikanten namen gedurende de jaren zestig de verfsoort in hun assortiment op. Langzaam werd het medium ook door de professionele kunstschilder aanvaard. Werken in deze techniek door [[David Hockney]] behaalden in de eenentwintigste eeuw de hoogste veilingprijzen ooit voor schilderijen van nog levende kunstenaars.
 
Tegenwoordig wordt er meer acrylverf dan olieverf in tuben geproduceerd die de laatste jaren vaak van plastic worden gemaakt om uitdroging te voorkomen. De grote massa van de acrylverfproductie is echter voor industriële, decoratieve en bouwkundige doeleinden. Een recente ontwikkeling is dat de huisschilder om gezondheidsredenen van [[alkydverf]] naar acrylverf overstapt; giftige oplosmiddelen die niet meer verenigbaar zijn met de wettelijk verplichte arbeidsomstandigheden, worden zo in principe vermeden — veel commerciële merken industriële acrylverf bevatten overigens wel degelijk organische oplosmiddelen, sommige van een minder schadelijke soort zoals [[alcoholen]] of [[glycolether]], om de uitstrijkbaarheid op grote oppervlakten en de vorstbestendigheid te verbeteren.