Brussels Hoofdstedelijk Gewest: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 166:
Toen België in 1830 onafhankelijk werd telden de gemeenten die nu deel uitmaken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ongeveer 135.000 inwoners waarvan [[Brussel (stad)|Brussel]] zelf met ongeveer 95.000 inwoners zowat 70% van het totaal. De andere gemeenten waren toen nog dorpen, waarvan slechts enkele meer dan 3.000 inwoners telden, die nog niet vergroeid waren met de stad. In 1900 telde de agglomeratie al 626.075 inwoners en rond 1960 werd de mijlpaal van 1.000.000 inwoners bereikt.<ref>Opmerking: In 1921 werden een paar buitengemeenten geannexeerd door Brussel stad.</ref> Het aandeel van Brussel in het totaal bedraagt dan nog slechts 17%, in de 19e eeuw zijn het vooral de direct aan Brussel grenzende gemeenten die spectaculair groeien (Anderlecht, Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis, Elsene, Sint-Joost), in de 20e eeuw ligt de groei vooral bij de gemeenten van de buitenrand.
 
In 1990, net na de oprichting van het gewest in 1989, telde de agglomeratie 991.355 inwoners, terwijl er in 1970 nog 1.075.136 waren. Tot 2000 zou dit aantal blijven teruglopen tot 959.318, ongeveer gelijk aan het niveau van 1947 (955.929). In het eerste decennium van de 21e eeuw keerde de tendens, om opin 1 augustus 20172018 eenhet recordhoogterecordpeil van 1.197198.278726 te bereiken. Deze sterke groei concentreert zich vooral in de gemeenten Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek, Elsene, Sint-Joost-ten-Node, Koekelberg, Laken (Brussel II) en Sint-Gillis, en is zowel het gevolg van een hoog natuurlijk saldo (hoog geboortecijfer en laag sterftecijfer, voornamelijk door het grote aandeel van de jonge uit het buitenland ingeweken bevolking), als van een sterke migratie uit het buitenland. Ondanks deze groei hebben enkele van deze gemeenten (Brussel, Elsene, Sint-Gillis, Etterbeek en Sint-Joost) nog steeds minder inwoners dan het geval was op hun hoogtepunt. De andere gemeenten kennen een lagere groei, die dichter aansluit bij het nationale gemiddelde. Ondanks deze groeicijfers kent het gewest nog steeds het fenomeen van stadsontvluchting, want het intern migratiesaldo is nog steeds negatief (meer inwoners verlaten het gewest richting Vlaanderen of Wallonië dan omgekeerd).
 
Eind 2008 was zo'n 68% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van vreemde origine. Zo'n 35% van de Brusselaars is van niet-Europese afkomst. Het percentage Brusselaars van Europese afkomst en van niet vreemde afkomst bedraagt beide 32%. Vluchtelingen maken het overige 1% uit.<ref>[http://www.brusselnieuws.be/artikel/meer-dan-60-procent-brusselaars-van-vreemde-origine brusselnieuws.be - Meer dan 60 procent Brusselaars van vreemde origine]</ref><ref>[http://www.npdata.be/Data/Vreemdelingen/Vreemde-afkomst/1990-2008/tabellen/Portaal/index.html npdata.be - Aantal personen van vreemde afkomst (1990-2008)]</ref> Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de inwoners van gemengde afkomst (zowel Belgische als buitenlandse) gerekend worden als van vreemde origine .