Utrecht (stad): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Afbeeldingen: minus debbelop
Regel 61:
 
[[Bestand:Stadsrechten Utrecht oorkonde 1122 bron Utrechts Archief.jpg|{{largethumb}}|Oorkonde van 2 juni 1122 met bevestiging door [[keizer Hendrik V]] van het door de Utrechtse bisschop [[Godebald]] aan Utrecht verleende [[stadsrechten|stadsrecht]]]]
Op 2 juni [[1122]] kreeg Utrecht [[stadsrechten]] bevestigd door keizer Hendrik V. De bisschop verloor hierdoor veel invloed op de stad ten gunste van de kersverse stedelingen. Deze mochten de stad nu omwallen, en nog in 1122 begon tevens de aanleg van de zuidelijke [[Oudegracht (Utrecht)|Oudegracht]]. De groei van de bevolking blijkt onder meer uit het feit dat er drie nieuwe [[Parochie (Kerk)|parochies]] werden afgesplitst van de oudste parochie, die van de [[Buurkerk]]. Het bestuur van de stad bestond aanvankelijk uit [[schout]] en [[schepen]]en, maar al in [[1196]] werd een [[Gemeenteraad|Raad]] gevormd, die tot de oudste ten noorden van de Alpen behoort.
 
Vanaf de twaalfde eeuw werd de macht van naburige vorsten groter, terwijl die van de Utrechtse bisschop afnam. Gedurende de hele Middeleeuwen hebben vooral [[Graafschap Holland|Holland]] en [[Graafschap Gelre|Gelre]] geprobeerd delen van het Sticht in te lijven. Binnen de stad ontstonden twee overheersende partijen, waarvan de een pro-Holland was en de ander pro-Gelre. Eeuwenlang hebben deze partijen elkaar te vuur en te zwaard bestreden. Herhaaldelijk kan gerust gesproken worden van [[burgeroorlog]] binnen de stadsmuren.
Regel 69:
In 1304 deden de [[Gilde (beroepsgroep)|gilden]] een succesvolle greep naar de macht, en zij zouden tot 1528 een grote rol in het stadsbestuur blijven spelen. Met het graven van de [[Nieuwegracht (Utrecht)|Nieuwegracht]] eind veertiende eeuw was het stratenpatroon binnen de stad grotendeels voltooid en het stadsgebied raakte grotendeels volgebouwd. Opvallend is het grote aantal [[gasthuis|gasthuizen]] (opvanghuizen voor behoeftigen) dat in deze eeuw ontstond. Een prestigeproject in de veertiende eeuw was de bouw van de Domtoren, een van de hoogste torens die tot dan toe waren gebouwd.
 
De dreiging van de buurstaten van het Sticht bleef groot, en bewoners van het Nedersticht dwongen de bisschop in [[1375]] de [[Stichtse Landbrief]] uit te vaardigen, waardoor zij als Staten van het Nedersticht controle konden uitoefenen op de wijze waarop politiek bedreven werd. De [[Staten van Utrecht]] bestonden uit vertegenwoordigers van de geestelijkheid, de adel en de steden. Utrecht nam door zijn dominante positie een overheersende positie in de Statenvergaderingen in. Door verdere groei was Utrecht tot halverwege de 16e eeuw de grootste stad van de noordelijke Nederlanden.
[[Bestand:Panorama Droochsloot.jpg|thumb|left|300px|17e-eeuws uitzicht over Utrecht, door [[Joost Cornelisz. Droochsloot|Droochsloot]]]]
In de zestiende en zeventiende eeuw speelde Utrecht met zijn [[Utrechtse School (schilderkunst)|Utrechtse School]] ook een belangrijke rol in de Nederlandse [[schilderkunst]]. Bekende schilders waren de [[renaissance]]schilder [[Jan van Scorel]], de "[[maniërisme|maniëristen]]" [[Joachim Wtewael]], [[Abraham Bloemaert]] en [[Paulus Moreelse]], de "[[Utrechtse caravaggisten]]" [[Hendrick ter Brugghen]], [[Gerard van Honthorst]] en [[Dirck van Baburen]], de "[[Italianisanten]]" [[Cornelis van Poelenburch]], [[Jan Both]] en [[Jan Baptist Weenix]].