Installatieautomaat: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
k Taalpoetsje
Regel 4:
De automaat onderbreekt het elektrische circuit als door [[kortsluiting]] of [[Overbelasting (elektriciteit)|overbelasting]] een te hoge stroom in de installatie ontstaat. Bij een plotselinge hoge stroomstoot (kortsluiting) geschiedt het uitschakelen nagenoeg zonder tijdsverloop door een elektromagneet. Bij overbelasting vindt uitschakeling plaats door middel van een [[bimetaal]].
 
Installatieautomaten vervangen meer en meer de klassieke porseleinen [[Smeltveiligheid|smeltpatronen]]. Ze hebben de eigenschap - nadat ze in werking zijn getreden - direct weer voor gebruik gereed zijn. Bij moderne huisinstallaties zijn installatieautomaten, naast [[aardlekschakelaar]]s, het hoofdbestanddeel van de [[Elektrotechnische verdeelinrichting|verdeelkast]] (groepenkast). De eerst beschikbare automaten waren schroefautomaten, ze werden vervaardigd met dezelfde nominale waardewaarden als smeltpatronen en konden hiervoor in de plaats worden gezet,. maarDie dieschroefautomaten zijn niet betrouwbaar omdat ze bij kortsluiting door de hoge kortsluitstromen vast kondenkunnen blijven plakkenzitten, waardoor de hoofdzekering ploft, niet te vergelijken met de hedendaagse installatieautomatenaanspreekt. De schroefautomaten hadden ook geen keurmerk, omdat ze niet door de tests heen kwamen, maar de installatieautomaat wel door de velen malen betere constructie.
Tegenwoordig worden overwegend installatieautomaten toegepast voor vaste montage (sockelautomaten). Montage op de achterwand van de installatiekast gebeurt in de regel door middel van een [[DIN rail]].
 
Tegenwoordig worden overwegend installatieautomaten toegepast voor vaste montage (sockelautomaten). Montage op de achterwand van de installatiekast gebeurt in de regel door middel van een [[DIN -rail]].
Installatieautomaten zijn er in verschillende uitvoeringen: de meest gebruikte uitvoering in huisinstallaties is de 1P+N-automaat; eenpolig met afschakelbare [[nulleider]] die alleen in de fasepool een set overstroombeveiligingen heeft. Verder zijn er 2P-automaten, dus tweepolig met in elke pool een set overstroombeveiligingen, en 3P-automaten met drie polen met drie sets overstroombeveiligingen. 3P+N-automaten hebben eveneens drie set overstroombeveiligingen en een afschakelbare nulleider.
 
Installatieautomaten zijn er in verschillende uitvoeringen: de meest gebruikte uitvoering in huisinstallaties is de 1P+N-automaat; eenpolig met afschakelbare [[nulleider]] die alleen in de fasepool een set overstroombeveiligingen heeft. Verder zijn er 2P-automaten, dus tweepolig met in elke pool een set overstroombeveiligingen, en 3P-automaten met drie polen met drie sets overstroombeveiligingen. 3P+N-automaten hebben eveneens drie set overstroombeveiligingen en een afschakelbare nulleider.
 
Om ervoor te zorgen dat de automaten bij diverse specifieke omstandigheden niet te laat of onnodig aanspreken, zijn deze verkrijgbaar met verschillende uitschakelkarakteristieken. Voor verlichting en verwarmingstoestellen, die een lage inschakelstroom hebben, gebruikt men een B-karakteristiek. Dit is de meest toegepaste automaat bij huisinstallaties. Automaten met een C-karakteristiek worden gebruikt bij wat grotere (in)schakelstromen zoals [[Elektromotor|motoren]]. Automaten met een D-karakteristiek worden bijvoorbeeld voor [[transformator]]en gebruikt. Voor industriële toepassingen zijn er nog andere karakteristieken, speciaal voor de beveiliging van bijvoorbeeld installaties met [[Halfgeleider (elektronica)|halfgeleiders]].
Regel 14 ⟶ 15:
 
== Werking==
[[Bestand:Circuitbreaker.jpg|thumb|Doorsnede van een installatieautomaat<br />
1. bedieningshefboom, opent en sluit de contacten.<br />