Schacht (mijnbouw): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k á → à
Regel 23:
De schachtcapaciteit is sterk afhankelijk van de snelheid waarmee de liftkooien zich door de schacht bewegen. Tijdens het kolenvervoer kunnen de kooien een snelheid bereiken van 16 tot wel 20 meter per seconde (72 km per uur). Personenvervoer wordt uitgevoerd met een aanzienlijk lagere snelheid van maximaal 12 meter per seconde (ruim 43 km per uur). De kooi wordt hierbij aan de voor- en achterzijde door middel van schuif- of draaibare deuren afgesloten. Na afloop van het personenvervoer worden de deuren telkens verwijderd, kolenvervoer wordt uitgevoerd zonder afsluiting van de kooien.
 
De toegepaste liftkooien bij de meeste Limburgse mijnen bestonden uit vier verdiepingen waarbij elke verdieping plaats bood voor twee wagens achter elkaar, of twee wagens naast elkaar. In elk dezer kooien kunnen dus acht wagens worden geplaatst. Op de rails in de kooi zijn geringe verhogingen aangebracht. De wagens worden zodanig geplaatst dat deze zich tussen de voor- en achterwielen bevinden. Hiermee voortkomt men het voor- of achteruit lopen van de wagens tijdens het schachtvervoer. De vloeren tussen de verdiepingen van een kooi zijn scharnierend geconstrueerd. Dit komt van pas bij het vervoer van lang materiaal. Indien nodig worden één of meer vloeren in de hoogte gezet en kan het materiaal rechtop in de kooi worden geplaatst. Om te voorkomen dat bij kabelbreuk de kooien in de diepte storten, zijn deze van automatisch werkende vanginrichtingen voorzien. Deze treden in werking zodra de kabel breekt of slap gaat hangen. In de regel worden vanginrichtingen toegepast, die bij kabelbreuk in de leibomen grijpen waardoor deze onmiddellijk een krachtige remmende werking uitoefenen en met vermijding van een al te grote schok de kooien tot stilstand brengen.
 
==== Skipvervoer ====