Mijnwerker: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Mijnwerkers in Nederland en België: Gebruik van de Koelstamp werd niet overal toegepast.
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 15:
Elke kompel had een uniek nummer, dat op een penning was geslagen. Deze penning kreeg men bij de portier mee, en werd bij de ingang van de [[mijnschacht|schacht]] afgegeven. Aan het einde van de dienst werd de penning weer in ontvangst genomen, en afgeleverd bij de portier. Op deze wijze kon men controleren of er geen kompels in de mijn waren achtergebleven.
 
Het werk in de mijnen was niet zonder gevaar. Het zeer brandbare en, onder bepaalde omstandigheden, [[explosie]]f mijngas vormde steeds een verborgen dreiging voor de mijnwerkers. Ook bestond het gevaar dat bij een waterdoorbraak de [[Mijngang|mijngangen]] volliepen met water, waardoor de kompels konden verdrinken. Verder was er explosiegevaar door [[grauwvuur]] en een voortdurend aanwezig instortingsgevaar. Om dit laatste te voorkomen, werden de gangen gestut door middel van [[mijnhout]]. Later werd naast hout ook metaal gebruikt voor het stutten. Ter ondersteuning van de [[steengang]]en en [[Galerij (steenkoolmijn)|galerijen]] werd gebruikgemaakt van stalen stijlen en kappen, deze bestonden uit stukken spoorrails. In de [[pijler (steenkoolmijn)|pijlers]] (de plaats waar de steenkool werd gewonnen) werden speciale, uitschuifbare stalen stempels toegepast. Het verschil tussen deze twee is dat de ondersteuning in mijngangen min of meer definitief was en pijlerondersteuning steeds verplaatst moest worden.
 
Door [[mijnramp]]en zijn veel mijnwerkers omgekomen, bijvoorbeeld de [[mijnramp van Marcinelle]] in België (1956). Elders in de wereld vinden nog regelmatig rampen in mijnen plaats. Het beroep van mijnwerker is nog steeds een gevaarlijk beroep.