Consumentenprijsindex: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
oeps
Regel 5:
De consumentenprijsindex heeft betrekking op goederen en diensten die in [[Nederland]] door een gemiddeld huishouden in een basisjaar voor consumptie zijn aangeschaft. Het pakket goederen en diensten wat gebruikt wordt voor het meten van de prijsontwikkeling wordt ook wel (boodschappen)mandje genoemd. Inhoud van dit mandje bestaat onder andere uit voedingsmiddelen, duurzame consumptiegoederen, huur, school en collegegeld, energiekosten, onroerendzaakbelasting en motorrijtuigenbelasting. Wat niet meetelt bij de berekening van de CPI zijn de inkomstenbelasting en sociale premies.
 
De CPI van een maand is het prijsniveau in die maand van het mandje ten opzichte van het gemiddelde prijsniveau in een bepaald jaar: het zogenoemde basisjaar. Tegenwoordig, in 2018, is dit 2015. Deze gemiddelde prijs in 2015 wordt op 100 gesteld. De korte aanduiding hiervan is "2015 = 100".<ref>https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83131ned/table</ref> Vaak wordt het gemiddelde bekeken van de CPI van 12 opeenvolgende maanden (niet noodzakelijk een kalenderjaar). Voor januari t/m december 2015 is dit uiteraard 100. Als maat voor de inflatie in een tijdsverloop van 12 maanden wordt soms de CPI van een maand gedeeld door de CPI van 12 maanden eerder. Dit geeft een factor (bijv. 1,014), waarbij een percentage stijging hoort (in dit geval 1,4%). Een andere methode is de gemiddelde CPI van 12 maanden te delen door de gemiddelde CPI van de daaraan voorafgaande 12 maanden. Dit is ongeveer (niet precies!) gelijk aan het gemiddelde resultaat van het toepassen van de eerstgenoemde methode op 12 opeenvolgende maanden. Als bijvoorbeeld de CPI in 24 opeenvolgende maanden achtereenvolgens 6 maal 100, 12 maal 110 en 6 maal 100 is geeft de eerste methode 6 maal 10,000% en 6 maal -9,091%, dus gemiddeld 0,076455%, en de tweede methode 0%.
 
Dit alles kan ook worden toegepast op de "afgeleide" consumentenprijsindices. Daarbij is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen (bijvoorbeeld BTW en accijns) en subsidies en van de consumptiegebonden belastingen uit de prijsontwikkeling verwijderd.