Immigratie in Nederland: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 92:
De snelle [[wederopbouw]] en voorspoedige [[industrialisatie]] brachten een forse groei van het [[Bruto nationaal product|BNP]] met zich mee. Dat leidde tot een toenemende spanning met het lage loonniveau van de arbeiders: de vakbonden eisten dat hun leden ook eens zouden gaan profiteren. Begin jaren zestig barstte de bom: in 1963 en 1964 was er een [[loonexplosie]]. Tussen 1958 en 1964 stegen in Nederland de relatieve arbeidskosten per eenheid product met een derde. De economische groei werd door de hogere koopkracht verder aangejaagd en bedroeg in dit decennium gemiddeld zo'n zes procent per jaar. Het land bevond zich daarmee in een vrijwel constante toestand van [[hoogconjunctuur]]. De industrie kende een schreeuwende vraag naar goedkope, voornamelijk ongeschoolde, arbeid. Omdat er nog steeds mensen vertrokken naar elders, had Nederland al aan het einde van de jaren vijftig arbeidskrachten nodig gehad.<ref>[http://www.blikopdewereld.nl/geschiedenis/studiekhoekgeschiedenis/praktische-opdrachten/3003-hoofdstuk-2-immigratie-in-nederland-een-verrijking-of-verarming Hoofdstuk 2: Immigratie in Nederland, een verrijking of verarming? (Blikopdewereld.nl)]</ref> Begin 1960 verlangde het [[Centraal Sociaal Werkgevers Verbond]] van het [[Ministerie van Sociale Zaken]] grootschalige werving van arbeiders in het zuiden van Europa. Daartoe stelde de Commissie Buitenlandse Arbeiders een standaardcontract op. De werkgevers betaalden de reiskosten en regelden huisvesting. In 1960 begon de werving in [[Italië]], in 1961 in [[Spanje]]. Verreweg de grootste groep "zuidelijke" arbeidsmigranten vormden in deze fase de Spanjaarden waarvan er in 1965 16.528 in Nederland verbleven. Halverwege de [[1960-1969|jaren zestig]] volgden wervingsacties in [[Turkije]] (1964) en [[Marokko]]. In 1970 hadden zo'n tachtigduizend "mediterrane" arbeiders een arbeidsvergunning, waaronder 20.615 Turken en 19.125 Marokkanen.
De periode 1960-1974 zou uitzonderlijk blijken: Nederland had sinds het ronselen van huurlingen, het laatst door het [[Koninkrijk Holland]], nooit meer massaal immigratie gestimuleerd en zou ook na 1974 niet meer op grote schaal werven. Het toelatingsbeleid was in die tijd
Aan de 'spontanenregeling' kwam in mei 1968 een eind nadat zo'n zeventigduizend migranten er gebruik van hadden gemaakt. Als uitwerking van een richtlijn van de [[Europese Economische Gemeenschap]] werd toen een [[visum]]plicht ingevoerd voor arbeidsmigranten van buiten de lidstaten. De industrie begon de terugval in arbeidsmigratie als nijpend te ervaren en in reactie daarop begon nu de staat buiten de EEG
=== Gezinshereniging ===
|