Filosofie van de wiskunde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k LF, niet via RD
→‎Verschillende stromingen: Taalgebruik verbeter, klopte hier en daar niet.
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Regel 4:
De eerste vraag, naar het onderzoeksonderwerp, leidt tot verschillende theorieën en stromingen aangaande de [[ontologie (filosofie)|ontologische]] status van [[wiskundig object|wiskundige objecten]] als [[getal (wiskunde)|getallen]] en [[verzameling (wiskunde)|verzamelingen]].
* De [[platonisme|platonische]] stroming gaat ervan uit dat deze een reëel bestaan leiden en slechts door wiskundigen ''ontdekt'' worden.
* Het [[cantorisme]] naar [[Georg Cantor]] willenwil de wiskunde steunenbaseren op de verzamelingenleer, en geloofgelooft in het bestaan van oneindige verzamelingen en de transfiniete getallen.
* Het [[logicisme]] met [[Gottlob Frege]] en [[Bertrand Russell]] willenwil de wiskunde steunenbaseren op de logica.
* De [[Constructivisme (wiskunde)|constructivistische]] stroming, daarentegen, stelt dat wiskundige objecten door de [[menselijke geest]] geconstrueerd worden.
* Het [[intuïtionisme]] stellenstelt nog radicaler, dat wiskundige objecten worden geconstrueerd in de menselijke geest en alleen hier intuïtief bestaan. [[L.E.J. Brouwer]] en [[Arend Heyting]] waren hier de belangrijke vertegenwoordigers.
* Een [[Formalisme (wiskunde)|formalistische]] stroming, waarinontzegt wiskundige objecten ieder zelfstandig bestaan ontzegd werd; slechts de neerslag van wiskunde in formele systemen telde.
 
Elke stroming meende zelf de enige waarheid te bevatten, en begin 20e eeuw hebben de stromingen elkaar in een [[grondslagenstrijd]] flink bestreden. Het bewijs van [[Kurt Gödel|Gödels]] [[Onvolledigheidsstellingen van Gödel|onvolledigheidsstelling]] in 1931 maakte echter een eind aan deze praktijkstrijd. Gödel bewees dat geen enkel formeel systeem ooit in staat zou zijn de volledige wiskundige werkelijkheid te kunnen bevatten.
 
De verschillen tussen de verschillende stromingen leiden soms tot onenigheid over de geldigheid van bewijsmethodes en stellingen. Dit gebeurt vooral in het domein van de [[oneindigheid]].