Dienstbode: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
verwijzingen kunnen typografisch nog beter, want dat is zo'n merkwaardig boeltje
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Een '''dienstbode''' is iemand die in [[Loonarbeid|loondienst]] huishoudelijk werk verricht. Vroeger ging het meestal om een jonge, ongehuwde vrouw, die ook '''dienstmeisje''' genoemd werd.
[[Bestand:Dienstboden.jpg|thumb|Vrouwelijk huishoudelijk personeel in Nederland]]
In de eerste helft van de twintigste eeuw was een groot deel van de vrouwelijke [[beroepsbevolking]] in [[Nederland]] werkzaam als dienstbode (zie grafiek). Men onderscheidde de ''inwonende dienstbode'', die behalve kost en inwoning een klein loon kreeg en het ''dagmeisje'', dat alleen overdag kwam.
Voor de [[arbeidsvoorwaarde]]n van dienstboden bestonden ongeschreven regels, die gedeeltelijk zijn opgetekend door [[Amy Groskamp-ten Have]].<ref>Groskamp-ten Have, Amy (1957). ''[[Hoe hoort het eigenlijk?]]''. 12e dr. Becht, Amsterdam. Oorspr. uitg. 1939. Vanaf de 13e druk door anderen herzien.</ref> Volgens deze regels had de dienstbode bijvoorbeeld recht op [[fooi]]en van gasten van haar werkgever, Deze fooien waren voor die tijd relatief hoog, bijvoorbeeld een gulden van een gast bij een diner. Door toenemende beroepsmogelijkheden in andere sectoren nam het aanbod van dienstboden gaandeweg af, waardoor tussen 1920 en 1940 veel ''Duitse dienstmeisjes'' werden aangenomen en deftige dames spraken over het ''dienstbodenprobleem''. Na 1950 nam door de mechanisatie van het huishouden en de sterk stijgende lonen en [[Belasting (fiscaal)|belastingen]] ook de vraag af, waardoor het beroep van dienstbode in Nederland vrijwel is uitgestorven.
 
==Benamingen==
Regel 12 ⟶ 9:
 
In België is de officiële benaming ''huispersoneel'', waarvoor een speciaal statuut bestaat bij de [[Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]].
 
== Dienstbodes in Nederland ==
[[Bestand:Dienstboden.jpg|thumb|Vrouwelijk huishoudelijk personeel in Nederland]]
In de eerste helft van de twintigste eeuw was een groot deel van de vrouwelijke [[beroepsbevolking]] in [[Nederland]] werkzaam als dienstbode (zie grafiek). Men onderscheidde de ''inwonende dienstbode'', die behalve kost en inwoning een klein loon kreeg en het ''dagmeisje'', dat alleen overdag kwam. Voor de [[arbeidsvoorwaarde]]n van dienstboden bestonden ongeschreven regels, die gedeeltelijk zijn opgetekend door [[Amy Groskamp-ten Have]].<ref>Groskamp-ten Have, Amy (1957). ''[[Hoe hoort het eigenlijk?]]''. 12e dr. Becht, Amsterdam. Oorspr. uitg. 1939. Vanaf de 13e druk door anderen herzien.</ref> Volgens deze regels had de dienstbode bijvoorbeeld recht op [[fooi]]en van gasten van haar werkgever,. Deze fooien waren voor die tijd relatief hoog, bijvoorbeeld een gulden van een gast bij een diner. Door toenemende beroepsmogelijkheden in andere sectoren nam het aanbod van dienstboden gaandeweg af, waardoor tussen 1920 en 1940 veel ''Duitse dienstmeisjes'' werden aangenomen en deftige dames spraken over het ''dienstbodenprobleem''. Na 1950 nam door de mechanisatie van het huishouden en de sterk stijgende lonen en [[Belasting (fiscaal)|belastingen]] ook de vraag af, waardoor het beroep van dienstbode in Nederland vrijwel is uitgestorven.
 
==Literatuur==