Justus Lipsius: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Enkele dubbellinks verwijderd; objectiever gemaakt; meer bronvermelding gewenst |
|||
Regel 10:
'''Justus Lipsius''', eigenlijk '''Jodocus''' (of '''Joost''') '''Lips''', ([[Overijse]], [[18 oktober]] [[1547]] – [[Leuven]], [[23 maart]] [[1606]]) was een Zuid-Nederlandse [[Renaissance-humanisme|humanist]], [[filoloog]] en [[historiograaf]].
Lipsius studeerde
Zoals onder humanisten de gewoonte was, [[latiniseren|latiniseerde]] Lips zijn Nederlandse naam. Ook zijn lijfspreuk ''Moribus antiquis'' (''naar oude gewoonten''), die hij voor het eerst gebruikte in [[1570]], getuigt van zijn bewondering voor het gedachtegoed van de
== Jeugdjaren ==
Regel 19:
== Eerste opleiding ==
Omdat er in het landelijke dorp blijkbaar weinig te leren viel, keerde Gillis Lips met zijn zesjarige zoontje terug naar Brussel, waar deze van [[1553]] tot [[1557]] op het parochieschooltje van de Kapellekerk zijn eerste schoolse ervaringen opdeed. Algauw werd het begaafde kereltje doorgestuurd naar [[Aat]], om er zich te verdiepen in de studie van het [[Latijn]], de sleutel tot alle verdere kennis. Zijn verblijf in het Henegouwse stadje zou echter van korte duur zijn, want in [[1559]] reist hij voor verdere opleiding door naar [[Keulen (stad)|Keulen]], waar hij op 15-jarige leeftijd als [[novice]] intreedt in de [[jezuïeten]]orde. Hij kreeg er vorming van onder andere [[Franciscus Costerus]]. Dat was mogelijk niet naar de zin van vader Gillis: hij roept zijn zoon spoedig terug. En zo vinden we Lipsius in [[1564]] aan de [[Universiteit Leuven (1425-1797)|Leuvense Alma Mater]]: hij zal er zich verdiepen in de klassieke letteren en de rechten. Hij neemt een studentenkamer bij het echtpaar Hendrik en Anna Lottyns-Vande Calstere. Met de celibaatsverplichting moet de jonge jezuïet het in de
== Naar Rome ==
De banden met zijn jeugdjaren worden vrij abrupt gebroken als in [[1565]] zijn vader overlijdt
In de eeuwige stad verzorgt de 20-jarige Lipsius de (Latijnse) correspondentie van zijn werkgever Granvelle. Zo maakt hij kennis met het leven in het Vaticaan
== Reizen ==
In [[1570]] is de rusteloze en kritische Lipsius alweer terug in Leuven, zij het voor korte tijd, want in het najaar van [[1571]] reist hij naar Wenen, in een vruchteloze poging om een
Uiteindelijk belandt hij in 1574, nu mét zijn echtgenote, weer in het ouderlijke huis te Overijse. Wegens de voortdurende oorlogsdreiging moet hij echter kiezen voor de veilige beslotenheid van de Leuvense stadsmuren. Hij gaat in Leuven doceren, maar in het gespannen milieu van de Zuidelijke Nederlanden kan hij blijkbaar niet meer aarden. Nog vóór de plundering van Leuven door de troepen van [[Juan I van Oostenrijk|Don Juan]] (begin februari 1578) is hij gevlucht naar vrijer en veiliger oorden, via [[Antwerpen (stad)|Antwerpen]] naar de Noordelijke Nederlanden.
== Docent te Leiden ==
[[Bestand:Juste_Lipse.jpg|thumb|250px|left|Justus Lipsius door [[Cornelis Galle I]]]] In het door oorlog, belegering en hongersnood zwaar geteisterde [[Leiden]] heeft Willem van Oranje ter compensatie van het verlies van de toegang voor protestanten tot de belangrijke Leuvense Universiteit in de Nederlanden, in 1575 een nieuwe calvinistische [[Universiteit van Leiden]] gesticht. De vacante leerstoelen ziet hij graag bezet door prestigieuze geleerden, zeker als die op de vlucht zijn voor het katholieke Spaanse bewind in het zuiden. Ook Lipsius wordt met open armen - en een vorstelijk salaris - onthaald. Lipsius woonde aan de [[Breestraat (Leiden)|Breestraat]] 55. Een van zijn leerlingen
== Terug naar het Zuiden ==
Maar het koude, mistige klimaat van het noorden ondermijnt langzaam de zwakke gezondheid van de geleerde professor. Religieus geïnspireerde woordenwisselingen met collegae naar aanleiding van een van zijn publicaties, maar ook heimwee brengen hem op de gedachte weer naar zijn geboortestreek te verhuizen. Ondanks het tegenadvies van zijn Leidse vrienden vertrekt hij toch. Om aan het waakzame oog van de [[Inquisitie]] te ontsnappen reist hij wel langs een omweg via Duitsland terug naar het Zuiden.
[[Bestand: Peter Paul Rubens 118.jpg|thumb|De vier filosofen door [[Peter Paul Rubens]], 1611. Van links: Peter Paul Rubens, [[Philip Rubens]], Justus Lipsius en Jan van der Wouwere]]
== Docent te Leuven ==
Door voorspraak van de jezuïeten en enkele hoogwaardigheidsbekleders mag hij opnieuw een leerstoel te Leuven bezetten. Zijn "trouwe honden" zullen hem steeds vergezellen, ook tijdens de colleges. Als professor houdt hij er een ongewone,
Justus Lipsius vatte een grote sympathie op voor Philip Rubens en zou er later voor ijveren dat Philip hem zou opvolgen op zijn leerstoel, maar deze gaf er de voorkeur aan in Italië verder te studeren. De aanwezigheid van zoveel jeugdig bloed leidde mogelijk tot huiselijke spanningen. In zijn correspondentie beklaagt Lipsius zich herhaaldelijk over het feit dat hij geen rust meer vindt in zijn eigen huis, en dat met name zijn vrouw Anna zich ergerde aan al dat jeugdige geweld. De gewezen [[kotmadam]] vertikte het in elk geval alleen verantwoordelijkheid te dragen voor de jonge huisgenoten, zodat haar echtgenoot zijn reisplannen wel kon opbergen. Intussen is Lipsius hét paradepaard van de Leuvense universiteit geworden - en eveneens als voorbeeld van het succes van de [[Contrareformatie]] in de zuidelijke Nederlanden.
Zo groot is zijn faam, dat koning [[Filips II van Spanje|Filips II]] hem beloont met loonsverhoging en de erefunctie van officiële geschiedschrijver (eind 1595) en dat de aartshertogen [[Albrecht van Oostenrijk|Albrecht en Isabella]], daags na hun ''[[Blijde Inkomst]]'' in Leuven, een les van hem komen bijwonen (november 1599). Met opzet stuurt hij het lesonderwerp in de richting van zijn stokpaardje: [[Lucius Annaeus Seneca|Seneca]] en de [[Stoa|Stoïcijnse filosofie]]. Hij leest een passage voor waar de deugd van vergevingsgezindheid geprezen wordt, omdat zij de mens verheft tot de hoogte der goden: de groten kunnen hun vijanden overwinnen louter door het goede dat hun daden uitstralen. Probeert hij op zijn manier het nieuwe vorstenpaar een lesje in soberheid en menslievendheid bij te brengen? Het hof verlaat alleszins de aula in eerbiedige stilte. Nog dezelfde avond krijgen driehonderd arrestanten hun vrijheid terug.
Regel 47:
== De laatste jaren ==
Met zijn labiele gezondheid gaat het niet goed, en zo komt hij in 1601, ondanks zijn drukke bezigheden, uiteindelijk ook op bedevaart in [[Halle (Vlaams-Brabant)|Halle]] terecht. Onmiddellijk raakt hij in de ban van het
Bij Lipsius rijpt de gedachte een boek te schrijven over de wonderbare gebeurtenissen in het (toen nog) [[graafschap Henegouwen|Henegouwse]] stadje. Hij krijgt daarbij de steun van contactpersonen, die hem toegang tot en inzage in belangrijk bronnenmateriaal verschaffen. Wanneer zijn traktaat onder de titel ''[[Diva Virgo Hallensis]]'' (''"Onze-Lieve-Vrouw van Halle"'') in 1604 bij Plantijn verschijnt, wordt het in de Spaanse Nederlanden goed ontvangen, maar in Duitsland en de Noordelijke Nederlanden is men heel wat minder enthousiast. Lang heeft hij er blijkbaar niet aan gewerkt: naar eigen zeggen nog geen tien volle dagen. Dat is er zeker aan te zien, want stilistisch noch inhoudelijk is de ''Diva Virgo'' een hoogvlieger. Hoe dan ook, met dit boek werd Lipsius de eerste geschiedschrijver van Halle. Na de mirakelen van Onze-Lieve-Vrouw van Halle zouden overigens ook nog die van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel aan de beurt komen (in 1605). Toch zal deze vrome arbeid de zwaar zieke Lipsius geen verlenging van aards leven brengen, want in de nacht van 23 op [[24 maart]] [[1606]] overlijdt hij in zijn huis te Leuven. Een
== Epiloog ==
Vele vragen blijven onbeantwoord. Sommige auteurs{{Bron?|Wie?|2018|03|26}} vragen: is zijn devotie tot [[Maria (moeder van Jezus)|Onze-Lieve-Vrouw]] oprecht geweest? Hoe is het mogelijk dat de kritische Lipsius, met zijn losbandige en later protestantse verleden weer spontaan katholiek is geworden? In welke mate vond hij godsdienst belangrijker dan zijn affiniteit met de stoïcijnse [[filosofie]]? Was het zijn bedoeling met beide werkjes over de [[Mariaverering]] de autoriteiten - met name Albrecht en Isabella - het uitdrukkelijke bewijs te leveren van zijn rechtgeaarde katholieke overtuiging, om bij hen op een goed blaadje te komen? Vooral de Mariaverering was een doorn in het oog van de protestanten en de beeldenstormers geweest. Ongetwijfeld heeft Lipsius de bijzondere devotie van de aartshertogen tot Onze-Lieve-Vrouw gemerkt: onder invloed van het ideeëngoed van het [[Concilie van Trente]] en gesteund door de jezuïeten voerden zij een kerkpolitiek om de aloude Mariaverering in de Zuidelijke Nederlanden te bevorderen. Meer dan eens stelden zij voor een goede afloop van hun militaire ondernemingen in Maria, de [[Theotokos|Moeder van God]], hun vertrouwen. Zo nog recent bij het [[beleg van Oostende]] (1601-1604), dat voor hen gelukkig afliep, waarna zij besloten uit dankbaarheid [[Scherpenheuvel (stad)|Scherpenheuvel]] in te richten als een stad voor Maria, inclusief de plannen voor een nagelnieuwe bedevaartkerk.
Of wilde Lipsius, in het aanschijn van de dood, met zijn Schepper in het reine komen? Misschien is zijn neiging om ''iets goed te maken'' wel kenmerkend voor de [[depressie (klinisch)|depressie]] waaraan hij leed. In zijn voorwoord tot de lezer{{Bron?|Waar precies?|2018|03|26}} verklaart Lipsius onomwonden dat hij reeds in zijn prille jeugd Onze-Lieve-Vrouw tot zijn schutsvrouw (patrones) en leidsvrouwe verkoos. Zijn latere katholieke devotie kan ook een terugkeer of vlucht naar zijn eigen jeugdjaren vormen - in die tijd waren het katholieke christelijke geloof en de verering van Maria bij de bevolking van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden nog een vanzelfsprekendheid.
Overigens ging in [[1590]] reeds de katholiek geboren, humanistische denker [[Dirck Volkertsz. Coornhert]] tegen Lipsius' verdediging van de Spaanse religieuze politiek in, in het traktaat ''Proces van 't ketterdooden''.
|