Koninklijke Bibliotheek (Nederland): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k →‎Geschiedenis: taalstijl
Regel 51:
 
==Geschiedenis==
Op 17 augustus 1798 deed de politicus [[Albert Jan Verbeek]] (1758-1829) het voorstel om een ''Nationale Bibliotheek'' op te richten.<ref>Slaman, Dr. P.J.: [https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/31556/Pieter_Slaman_Staat_van_de_student_(Boom).pdf?sequence=3 (PDF) Staat van de student: tweehonderd jaar politieke geschiedenis (...)], dissertatie, Universiteit Leiden, 2015</ref> De achtergelaten boekenverzameling van de uitgeweken stadhouder [[Willem V van Oranje|Willem V]] zou hiervoor als basis moeten gaan dienen.<ref>Besluiten van de Tweede Kamer (...) van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, deel 2, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:3231:mpeg21:0532 28 september 1798, pagina 502-504], 's Lands Drukkerij, Den Haag, 1798</ref> Deze was inmiddels tot nationaal bezit verklaard. Op 8 november 1798 werd door de volksvertegenwoordiging het formele besluit genomen tot de stichting van een Nationale Bibliotheek.<ref>Besluiten van de Tweede Kamer (...) van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, deel 4, [https://resolver.kb.nl/resolve?urn=dpo:3233:mpeg21:0169 8 november 1798, pagina 154-166], 's Lands Drukkerij, Den Haag, 1798</ref> Aanvankelijk werd de Nationale Bibliotheek ondergebracht in enkele vertrekken van de voormalige stadhouderlijke vleugel op het [[Binnenhof (Den Haag)|Binnenhof]], aan de zijde van het Buitenhof.<ref name="Die Haghe. Bijdragen en Mededeelingen, deel 2">Knuttel, Dr. W.P.C., in ''Die Haghe. Bijdragen en Mededeelingen'', deel 2, pagina 256-267: [https://books.google.nl/books?id=BG47AQAAIAAJ De Koninklijke Bibliotheek], Uitgeverij Mouton & Co, Den Haag, 1905</ref> Als beheerder werd in 1799 [[Charles Sulpice Flament]] aangesteld. Flament publiceerde in 1800 de eerste catalogus van de Nationale Bibliotheek. Omdat in 1807 de nieuwe koning [[Lodewijk Napoleon Bonaparte|Lodewijk Napoleon]] zijn intrek in de stadhouderlijke vleugel nam, moest de bibliotheek verhuizen en werd deze ondergebracht in het [[Mauritshuis]], aan de ander kant van het Binnenhof. Vanaf dat jaar mocht het zich de ''Koninklijke Bibliotheek'' noemen. Niet alleen verleende de koning deze titel, hij deed diverse belangrijke aankopen voor de bibliotheek, waaronder de verzamelingen Saxe, Romswinckel en Visser. Na de [[inlijving]] van Nederland in het [[Eerste Franse Keizerrijk|Franse Keizerrijk]], werd bij keizerlijk besluit van 27 juni 1811 de Koninklijke Bibliotheek in eigendom afgestaan aan de [[Den Haag|gemeente Den Haag]]. Tevens bepaalde keizer [[Napoleon Bonaparte]] dat commissarissen van de [[Bibliothèque nationale de France|Keizerlijke Bibliotheek]] te Parijs, uit de verzameling alle boeken en prenten zouden mogen ontvreemden, welke in de verzameling van hun eigen bibliotheek ontbraken. Vele boeken en prenten werden naar [[Parijs]] afgevoerd. Vooral vele prenten zouden na de val van keizer Napoleon nooit terugkeren.<ref>Broos, Dr. B.P.J.: [https://books.google.nl/books?hl=nl&id=EktNAAAAYAAJ Mauritshuis, 's-Gravenhage: gids van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen], pagina 18, (Publicatie van museum het Mauritshuis), Uitgeverij SDU, Den Haag, 1988</ref><ref name="Die Haghe. Bijdragen en Mededeelingen, deel 2">Knuttel, Dr. W.P.C., in ''Die Haghe. Bijdragen en Mededeelingen'', deel 2, pagina 256-267: [https://books.google.nl/books?id=BG47AQAAIAAJ De Koninklijke Bibliotheek], Uitgeverij Mouton & Co, Den Haag, 1905</ref><ref>Koninklijke Bibliotheek, Drimmelen, Dr. W. van: [https://books.google.nl/books?id=dORLAQAAIAAJ Honderd hoogtepunten uit de Koninklijke Bibliotheek], Uitgeverij Waanders, 1994</ref>
 
De gemeente Den Haag had nauwelijks genoeg geld om de collectie te laten beheren en moest daarnaast een jaarlijkse huur voor het gebouw opbrengen van 4.000 [[Nederlandse gulden|gulden]]. Toen in 1813 prins [[Willem I der Nederlanden|Willem Frederik]] in Nederland terugkeerde, bood de gemeente hem de bibliotheek aan. De inmiddels tot [[soeverein vorst]] verklaarde Willem Frederik, aanvaarde de bibliotheek als rijkseigendom, waardoor de staat de verantwoordelijkheid kreeg voor het beheer, onderhoud en de huur. Na zijn inhuldiging als [[Koning der Nederlanden]] in 1815, bleek Willem I net als zijn voorganger Lodewijk Napoleon een goed [[mecenas]] voor de bibliotheek. Hij deed belangrijke aankopen om de collectie verder op te bouwen. Daarnaast droeg hij gedurende zijn [[regering]] diverse verzamelingen over, waaronder die van de secretarie van het [[Kabinet van de Koning (Nederland)|Kabinet van de Koning]] en uit zijn privébezit de zogeheten ''Dillenburgse Bibliotheek''.<ref name="Die Haghe. Bijdragen en Mededeelingen, deel 2" /> Willem I bevestigde het gebruik van het [[Predicaat Koninklijk]] voor de Koninlijke Bibliotheek.