Wenceslaus II van Bohemen (koning): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Retireduser3768 (overleg | bijdragen)
k →‎Huwelijk en nakomelingen: link gecorrigeerd
k dubbel lidwoord, replaced: ISBN 9789026326233 → {{ISBN|9789026326233}} (5), de de B → de B met AWB
Regel 32:
De koningin werd klaarblijk niet gevangen gehouden. Ze verliet de burcht na ongeveer twee à drie maanden in de richting van [[Opava (stad)|Opava (Troppau)]], waar haar weduwengoederen lagen. Wenceslaus bleef in Otto's macht. In de nazomer van 1279 bracht de markgraaf de koning naar het buitenland: de reis voerde hen via [[Zittau]] en [[Berlijn]] naar de burcht van de [[Ascaniërs]] [[Berlin-Spandau|Spandau]], waar de gevangene eind december aankwam en tot in 1282 zou blijven. Het beeld van de Brandenburgse gevangenschap van Wenceslaus werd lange tijd door de contemporaine beschrijving van de Königssaaler kroniek gevormd, volgens dewelke hij hongerig en haveloos gekleed in ellendige omstandigheden zou zijn gevangen gehouden geweest – een hagiografische element, dat met een korrel moet worden genomen. In werkelijkheid bleven Wenceslaus II en Otto V ook later in nauw contact met elkaar staand, en het lijkt erop dat de jonge koning net in die periode zijn basisopleiding heeft gekregen. Hij sprak later vloeiend Duits en Latijn, bezat kennis van theologie, recht en geneeskunde en vervaardigde verzen. Hij leerde echter niet lezen en schrijven.
 
Daarentegen was het land Bohemen tijdens de de Brandenburgse heerschappij wel in ellende gestort. In de jaren 1281–1282 vond in Bohemen, door de voortdurende gevechten en twee misoogsten, een van de ergste [[Hongersnood|hongersnoden]] van de middeleeuwen plaats. Het land werd door huurlingen en roversbenden geteisterd en dreigde in chaos te verzinken. Vertegenwoordigers van de adel, de geestelijkheid en enkele steden knoopten onderhandelingen met Otto aan, om de koning weer naar zijn land te doen terugkeren en de bedreigende situatie af te wenden. Deze onderhandelingen wijzen op een fundamentele verandering van de staatsorde. De [[adel]] trad – bij afwezigheid van een centrale macht – voor het eerst gezamenlijk als vertegenwoordiging van het land op en nam verantwoording voor dit noodlot op. De eerste eenmakingspogingen in het voorjaar van 1282 mislukten omdat men het oneens was over de hoogte van het [[losgeld]]. Otto bracht zijn gijzelaar naar Praag, maar verlangde in plaats van de oorspronkelijk afgesproken 15.000 bijkomend 20.000 [[Pond (massa)|pond]] zilver. Wenceslaus werd opnieuw weggevoerd en bracht het volgende jaar in [[Dresden]] aan het hof van de markgraaf van Meißen door. Het was pas toen de onderhandelingsleider de markgraaf een deel van Noord-Bohemen als onderpand toezegde, dat Otto zijn gevangene vrijliet. Op 24 mei 1283 keerde Wenceslaus naar Praag terug.
 
== Záviš van Falkenstein ==
[[Bestand:Falkenstejn.jpg|miniatuur|Het zegel van Záviš van Falkenstein.]]
Praag vierde enthousiast de terugkeer van de koning in mei 1283, maar zelfstandig regeren kon de amper twaalfjarige jongen noch niet. De adellijke groep, die zich voor zijn vrijlating hadden ingezet, deelde de hoogste hofambten onder elkaar uit. Hofmeester en daarmee opvoeder en vertegenwoordiger van de koning werd hun aanvoerder Purkart van Janowitz. Deze stand van zaken heeft slechts enkele maanden geduurd. Noch in de loop van 1283 riep Wenceslaus zijn moeder Cunigonde naar Praag terug, en met haar kwam Záviš van Falkenstein aan het hof. Die carrière van de burggraaf uit het invloedrijke Zuid-Boheemse geslacht van de Witigonen had tot op dat tijdstip reeds enkele buitengewone wendingen meegemaakt: in 1276 had hij een opstand tegen Přemysl Ottokar II aangevoerd, maar in 1280 trad hij in [[Oppeln|Opole (Oppeln)]] in dienst van de koningin-weduwe en nam deel aan de weerstand tegen het Brandenburgse regentschap. Hij kwam in 1283 naar Praag als Cunigonde's nieuwe echtgenoot en vader van haar jongste zoon Jan. Dit huwelijk tussen ongelijken, daarenboven heimelijk, zonder het medeweten van de families aangegaan, was een schandaal, doch daar het reeds was voltrokken, was het naar toenmalig recht geldig. De jonge koning accepteerde de verbintenis, en Cunigonde liet aan Záviš de opvoeding van Wenceslaus over. De Wittigoon was hierdoor feitelijk opgeklommen tot heerser van het land. Hij nam zelf geen ambt op, doch noch in de winter 1283/1284 stelde hij op alle belangrijke positie aan het hof zijn verwanten en partijgangers aan. De uit de macht ontzette groep edelen ging daarop tot de gewapende weerstand over, maar moest in mei 1284 een vierjarige wapenstilstand accepteren. De officiële [[Huwelijk|huwelijkssluitinghuwelijk]]ssluiting hielden Záviš en Cunigonde op een niet nader bepaald tijdstip tussen 1283 en 1285.
 
Ook al leek de macht van Záviš in Bohemen onaantastbaar, voor het hof van de rooms-Duitse koning bleef de parvenu inacceptabel. Dit blijkt duidelijk uit het verloop van Wenceslaus' eigen huwelijkssluiting met [[Judith van Habsburg]]. Beiden waren reeds in 1278/1279 met elkaar verloofd en mogelijkerwijs ook reeds [[Kinderhuwelijk|getrouwd]].<ref>''Chronicon Colmariense'' (= ''[[Monumenta Germaniae Historica]], Scriptores'', XVII, p. 252), ''Chronica Pragensis'' (''Chronicon Francisci'') I 3 (= ''Scriptores Rerum Bohemicarum'', II, p. [https://archive.org/stream/scriptorumrerum00unkngoog#page/n62/mode/2up 28]).</ref> Het huwelijk kon echter pas in januari 1285 worden voltrokken tijdens een bijeenkomst van de families in [[Cheb]] (Duits: ''Eger''), toen bruid en bruidegom 13 jaar oud waren en daarmee zo goed als meerderjarig waren. Wenceslaus legde bij deze gelegenheid ook bij zijn schoonvader de [[Manschap|leeneed]] af voor zijn erflanden. Záviš was bij de ceremonie niet aanwezig, en toen Rudolf I Cheb verliet, nam hij zijn dochter weer met zich mee. Pas in de zomer van 1287 gaf de Habsburger toe aan de druk van Boheemse zijde en de koningin trok met haar gevolg naar het Praagse hof. Een jaar later nam Wenceslaus II de regeringszaken in eigen hand. Een van zijn eerste zelfstandige ambtsverrichtingen was een [[samenzwering]] tegen zijn stiefvader in 1288, die juist, drie jaar na Cunigonde's dood, een nieuw huwelijk was aangegaan en wiens vrijwillige verzaking aan de macht in het land niet te verwachten viel. Wenceslaus liet Záviš onder een voorwendsel naar de burcht roepen en nam hem gevangen. Na een tweejarige [[Kerker|kerkerstrafkerker]]straf stierf Záviš van Falkenstein in 1290 voor het [[kasteel Hluboká]] door het zwaard. De diepgelovige koning zou zwaar onder deze beslissing hebben geleden. Het Cisterciënzerklooster Zbraslav stichtte hij volgens contemporaine bronnen als [[Verzoeningsleer|boetedoening]] voor zijn verraad.
 
== Regering ==
Zowel de vergelijking met zijn charismatische vader Přemysl Ottokar II, als ook de spectaculaire en mogelijk een schandaal veroorzakende gebeurtenissen tijdens zijn jeugd hebben het oordeel over de koning eeuwenlang bepaald. Hij gold als een zwakkere heerser, zijn persoonlijkheid werd als neurotisch tot zelfs ziekelijk omschreven, waardoor de interesse voor zijn regeringsperiode gering was. Zo oordeelde reeds zijn tijdgenoot [[Dante Alighieri]] als volgt over vader en zoon:
<blockquote>
{{Cquote|zijn naam is Ottokar, en van jongs af aan heeft hij heel<br>wat meer te betekenen gehad dan zijn gebaarde zoon<br>Wenceslaus, die zwelgt in wellust en lamlendigheid!|Dante Aligihieri, ''[[La Divina Commedia]]'' VII.<ref>''De goddelijke komedie'', trad. introd. com. {{Aut|Frans van Dooren|F. van Dooren}}, Amsterdam, 1987. {{ISBN |9789026326233}}</ref>}}
</blockquote>
Politiek en economisch herleefde Midden-Europa in de jaren 1290–1305, in de periode van Wenceslaus II zelfstandige regering, evenwel een periode van rust en stabiliteit. In tegenstelling tot zijn voorgangers had de koning een regeringsstijl, die op vakkundige raadmannen en [[diplomatie]] in plaats van op oorlog en verovering stutte. Het bezit van zijn vader in de Alpen wist hij niet terug te krijgen. De Boheemse buitenlandse politieke was voornamelijk op het oosten gericht: op het [[markgraafschap Meißen]], het [[Pleißenland]] en in het bijzonder op [[Polen]]. Als [[Keurvorst]] was hij ook een van de hoofdrolspelers in de politiek van het [[Heilige Roomse Rijk]]. De rooms-Duitse koningen [[Rudolf I (rooms-koning)|Rudolf I]], [[Adolf van Nassau (rooms-koning)|Adolf van Nassau]] en [[Albrecht I (rooms-koning)|Albrecht I]] waren zijn leenheren. De rijkdom en macht van de Boheemse kroon maakte dat ze vaak als gelijken onderhandelingen voerden maar ook vaak tegenstanders van elkaar werden.
Regel 52:
Wenceslaus II erfde van zijn stiefvader een relatief gevestigde heerschappij. Om in het land voorgoed de rust te herstellen en de versterkte adel in toom te houden, verliet de koning zich op zijn hof en vooral op geestelijke raadgevers. De buitenlandse politieke legde hij in de handen van ervaren diplomaten: eerst engageerde hij bisschop Arnold van Bamberg (1290–1292) voor de job, vervolgens Bernhard van Kamenz (1292–1296) en tenslotte Peter van Aspelt (1296–1304).
 
Economisch had de toestand zich na de neergang tijdens de Brandenburgse tijd rond 1290 weer gestabiliseerd. De landsexpansie tijdens de binnenlandse kolonisatie in de 13e eeuw en vooral de opnieuw voor exploitatie beschikbare en winstgevende [[Zilver|zilverafzettingenzilver]]afzettingen in [[Kutná Hora]] schiepen voorwaarden voor een economische opleving. Reeds voor 1300 werd hier 41 % van het Europese en 90 % van het Boheemse zilver gedolven. Om de arbeid in de mijnen en daarmee zijn belangrijkste inkomstenbron te regelen, gaf Wenceslaus II tussen 1300 en 1305 het Ius regale montanorum in opdracht, een mijnrecht, dat tenminste ten dele tot in 1854 geldig bleef. In 1300 voerde hij een [[Geldhervorming|hervorming]] door, om de kwaliteit van de munt te verhogen. Het nieuwe Praagse [[Groot (munt)|groot]] vond omwille van zijn stabiele waarde ook in het naburige buitenland ingang. Het Praags hof bleef onder koning Wenceslaus zoals reeds onder zijn vader een cultureel centrum, in het bijzonder van de Duitse literatuur uit die tijd. Ulrich van Etzenbach droeg aan Wenceslaus II een [[Alexanderroman]] in 30.000 verzen op, en van de koning zelf zijn in de ''[[Codex Manesse]] ''drie minneliederen bewaard gebleven.
 
De [[kroning]] zou het glansvolle hoogtepunt en een machtsdemonstratie van het koninklijke paar worden. Ze moest meermaals verschoven worden en vond daarom pas in 1297 plaats. Het feest kende echter een tragisch einde: zeventien dagen na de kroning stierf koningin Judith aan uitputting bij de geboorte van hun tiende kind. Het voortbestaan van de dynastie was ondanks het hoge kinderaantal niet toereikend verzekerd. Vijf kinderen stierven als zuigelingen. Drie dochters kon Wenceslaus II voor het sluiten van diplomatieke bondgenootschappen inschakelen: Agnes werd aan [[Rupert V van Nassau]], Anna aan Hendrik van Karinthië en Margaretha aan Boleslaw van Liegnitz uitgehuwelijkt. Elisabeth, oorspronkelijk waarschijnlijk voor de geestelijke leven bestemd, bleef tijdens het leven van haar vader ongehuwd. Slechts een zoon, de toekomstige koning [[Wenceslaus III van Bohemen|Wenceslaus III]], zou de volwassen leeftijd bereiken.
Regel 116:
* {{Bronvermelding anderstalige Wikipedia|taal=de|titel=Wenzel_II._(Böhmen)|oldid=160378341|datum=20161206}}
* '''Gebruikte werken''':
** {{Aut|K. Charvátová}}, ''Václav II. Král český a polský'', Praag, 2007. {{ISBN |9788070218419}}
** {{Aut|J. Žemlička - U. Schulze}}, art. Wenzel II., in ''[[Lexikon des Mittelalters]]'' 8 (1977), coll. [http://www.manfred-hiebl.de/genealogie-mittelalter/wenzel_fuersten/wenzel_2_koenig_von_boehmen_+_1305.html 2188-2190.]
* '''Verder lezen''':
** ''Příběhy krále Přemysla Otakara II. Zlá léta po smrti krále Přemysla Otakara II.'', Praag, 1947.
** {{Aut|L. Jan}}, ''Václav II. a struktury panovnické moci'', Brno, 2006. {{ISBN |80-86488-27-6}}.
** {{Aut|J. Šusta}}, ''Dvě knihy českých dějin. Kus středověké historie našeho kraje'', 2 delen, Praag, 2001-2002. {{ISBN |80-7203-376-X}} (dl. 1), {{ISBN |80-7203-377-8}} (dl. 2)
** {{Aut|A. Bachmann}}, [[s:de:ADB:Wenzel&#x20;II.|art. Wenzel II.]], in ''[[Allgemeine Deutsche Biographie]]'' 42 (1897), pp. &nbsp;753–756.
* '''Historische bronnen''':
** ''Chronicon Aulae Regiae'' (1311–1339): ''Die Königsaaler Geschichtsquellen. Mit den Zusätzen und der Fortsetzung des Domherrn Franz von Prag'', ed. {{Aut|J. Loserth}}, Wenen, 1875.
** ''Ottokars Österreichische Reimchronik'': ''[[Monumenta Germaniae Historica]]'': [Scriptores. 8], Deutsche Chroniken = (Scriptores qui vernacula lingua usi sunt) ; 5,1.
** [[Aegidius Tschudi]] (1505-1572), ''[[Chronicon Helveticum]]'' IV (ed. {{Aut|J.R. Iselin}}, I, Bazel, 1734, p. [https://books.google.de/books?id=MyVPAAAAcAAJ&pg=PA187 187]).
 
[[Categorie:Groothertog van Polen]]
[[Categorie:Keurvorst van Bohemen]]