NS 1600 (stoomlocomotief): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Dh3201 (overleg | bijdragen)
Foto verplaatst naar juiste hoofdstuk (401 behoort tot de serie 359-408)
Regel 42:
 
== NRS 101-109 (HSM 350-358, NS 1601-1609)==
[[Bestand:HSM 401 NS 1652.jpg|thumb|left|De HSM 401 bij aflevering.]]
In [[1889]] bestelde de Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) negen locomotieven met de nummers 101-109 bij de fabriek van [[Sharp, Roberts and Company|Sharp Stewart and Company]] te [[Glasgow]]. De [[asindeling]] van de locomotieven was 2'B. Dit waren bij aanschaf de eerste Nederlandse locomotieven met een loopdraaistel vóór de drijfwielen. Dit waren de laatste door de NRS bestelde locomotieven. Een jaar later, in [[1890]] werd de NRS opgeheven en werd het materieel verdeeld over de [[Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij]] (HSM) en [[Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen]] (SS). De locomotieven 101, 102, 103, 108 en 109 gingen naar de SS en kregen de SS nummers 1101-1103 en 1108-1109. De 104-107 gingen naar de HSM en kregen daar de HSM nummers 350-353.
Omdat de locomotieven te lang waren voor de kleine draaischijven van de SS heeft de SS de vijf locomotieven een jaar later, in [[1891]], overgedaan aan de HSM, waar ze de nummers 354-358 kregen.
Regel 50 ⟶ 49:
 
== HSM 359-408 (NS 1610-1659) ==
[[Bestand:HSM 401 NS 1652.jpg|thumb|left|De HSM 401 bij aflevering.]]
De van de NRS en SS overgenomen locomotieven bevielen de HSM zo goed, dat er bij Sharp Stewart and Company 40 stuks nabesteld werden. Deze kwamen tussen [[1891]] en [[1892]] met de nummers 359-398 in dienst. In [[1900]] volgde nog een bestelling van 5 stuks bij Sharp Stewart and Company met de nummers 399-403. Ten slotte werden in [[1903]] de door [[North British Locomotive Company]], waarin Sharp Stewart and Company inmiddels was opgegaan, gebouwde serie 404-408 in dienst gesteld.
In 1921 werden de locomotieven vernummerd in de NS serie 1610-1659. De 1614, 1633, 1636, 1637 en 1646 werden in 1921 voorzien van een oververhitter. Het lag in de bedoeling om de hele serie daarvan te voorzien, maar wegens tegenvallende resultaten bleef het bij deze vijf locomotieven.