Alexander I van Bournonville: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Richelieu - Koppeling(en) gewijzigd naar Kardinaal de Richelieu
Robbot (overleg | bijdragen)
k Robotgeholpen doorverwijzing: Geldigheid - Koppeling(en) verwijderd
Regel 11:
Bournonville was een man van de oorlog. Hij diende onder [[Albrecht van Oostenrijk|aartshertog Albrecht]], maar aarzelde niet wanneer [[keizer Ferdinand II]] een beroep deed op Brussel voor zijn Boheemse campagne. Bij de inname van [[Písek (okres Písek)|Písek]] op 30 september 1620 verloor Bournonville een oog. Terug in de Nederlanden nam hij het bij [[Fleurus]] op tegen [[Peter Ernst II van Mansfeld|Ernest van Mansfeld]] (1622). Datzelfde jaar kreeg hij het [[Lijst van ridders in de Orde van het Gulden Vlies|Gulden Vlies]]. Hij werd belast met drie diplomatieke zendingen en werd gouverneur van [[Rijsel]] (1631).
 
In 1632 complotteerde hij met zijn schoonbroers, [[Willem III van Melun|Espinoy]] en [[Filips Karel van Arenberg|Aarschot]], tegen het Spaanse regime.<ref>[[Théodore Juste]], ''[https://books.google.be/books?id=9blPAAAAcAAJ&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_book_other_versions_r&cad=2#v=onepage&q&f=false Conspiration de la noblesse Belge contre l'Espagne en 1632]'', Brussel, 1851, p. 27, 63, 75-76, 83-85</ref> In maart 1634, toen ze de zaak al vergeven achtten, kwamen er signalen dat de autoriteiten hard zouden optreden. Gewaarschuwd door Maria de Medici, vluchtte Bournonville van zijn huis in [[Bondues]] naar zijn hertogdom. Hij weigerde in dienst van Frankrijk te treden en reisde door naar [[Zwitserland]], bij markies Albert Eugène van [[Lullin]]. Daar bereikte hem het bericht dat de [[Grote Raad van Mechelen]] hem op 16 april 1636 ter dood had veroordeeld en zijn goederen onder [[Sekwester (recht)|sekwester]] had geplaatst. Zijn oudste zoon [[Alexander II van Bournonville|Alexander]], die goede diensten verleende aan het hof in Brussel, bekwam in 1649 de [[handlichting]] en in 1652 de verzekering dat zijn vader uit ballingschap kon terugkeren. Niettemin stond de hertog in 1651 al zijn gronden af aan de jongere zoon Ambroise-François (1619-1693). Een en ander resulteerde in een aanslepende familievete, waarbij Alexander II de [[geldigheid]] van de schenking aanvocht. Ondertussen mocht Ambroise zich [[Pair van Frankrijk|pair de France]] noemen, want koning [[Lodewijk XIV van Frankrijk|Lodewijk XIV]] maakte in 1652 het hertogdom Bournonville tot een duché-pairie.
 
Vader Bournonville stierf enkele jaren later te [[Lyon]]. Zijn vrouw repatrieerde het lichaam en liet het begraven in de [[Antwerpen (stad)|Antwerpse]] karmelietessenkerk waar ze zich had teruggetrokken.