Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 42:
Het fonologisch principe van de meeste fonologische spellingen wordt bovendien doorkruist door allerlei andere factoren, waardoor er uitzonderingen in de fonologische spelling ontstaan. In wat volgt, wordt een aantal van deze factoren besproken.
===Problemen in verband met het gebruikte alfabet===
(a) Voor de meeste talen, waaronder alle cultuurtalen, wordt geen speciaal alfabet gemaakt. Ze worden geschreven met een aan een andere taal ontleend alfabet, dat dan meestal niet ideaal is voor de ontlenende taal. Zo heeft het Nederlands bv. het Latijnse alfabet ontleend. Dat was al op zichzelf geen ideaal alfabet voor het Latijn (het onderscheidde bv. niet de lange en de korte Latijnse klinkers, en het had drie tekens voor de /k/: ''c'' als in ''canis'' 'hond', ''k'' als in ''Kalendae'' 'eerste dag van de maand' en ''q'' als in ''quid'' 'wat'); en het had geen tekens voor flink wat Nederlandse klinkers, zoals die van ''duur, dus, deur'' en ''de''.
 
(b) Heel veel talen hebben, zoals het Nederlands, te weinig lettertekens om al hun fonemen te kunnen weergeven. Ze gebruiken dan
* digrafen: Nederlands ''oe'' voor /u/, als in ''doek''; ''aa'' voor /a/, als in ''aap''
* trigrafen: Duits ''sch'' voor /ʃ/, als in ''Mensch''
* diakritische tekens: Spaans ''ñ'' voor /ɲ/, als in ''España''
* vervormingen: Nederlands ''j'', een vervorming van ''i'', voor /j/ (anders dan in het Latijn is /j/ in het Nederlands niet hetzelfde foneem als /i/)
* ontleningen uit andere alfabetten, zoals de IJslandse thorn ''þ'', oorspronkelijk de derde letter van het [[runen]]alfabet
* enzovoort
 
Of ze berusten en laten één letter verschillende fonemen voorstellen, zoals de Nederlandse ''e'', die soms /ɛ/ als in ''bel'', soms /e/ en soms /ə/ voorstelt, die laatste twee allebei bijvoorbeeld in ''bever'' /bevər/.
 
(c) Omgekeerd kan een alfabet overbodige tekens hebben, zoals de ''x'' in het Nederlands, die nooit één maar altijd twee fonemen voorstelt, /ks/. Nu wordt die alleen in leenwoorden gebruikt, maar vroeger ook in erfwoorden, zoals in ''eens coninx sone'' in de ''[[Ferguut]]''.
 
===Het beginsel van de gelijkvormigheid===
Vele spellingen maken tevens gebruik van het beginsel van de gelijkvormigheid. Zo ook de Nederlandse spelling: "Wij spellen een woord of woorddeel [technisch: een ''[[morfeem]]''] zo veel mogelijk op dezelfde manier" ([[Groene Boekje]], p. 16). Maar morfemen kunnen om allerlei redenen van gedaante veranderen, soms op manieren die voor de gewone gebruiker misleidend zijn, omdat er veranderingen optreden waarin fonemen allofonen krijgen die hetzelfde klinken als andere fonemen. Een goed voorbeeld hiervan is de [[auslautverhärtung]]. Die maakt dat de eindmedeklinkers van woorden als ''krab, bad, leef'' (stam /lev/), ''luis'' (stam /lœyz/) en ''dag'' (stam /dɑɣ/ voor wie de /ɣ/ heeft) klinken als resp. [p, t, f, s] en [x]. Voor de meeste taalkundigen zijn dit allofonen van /b, d, v, z/ en /ɣ/ en niet de fonemen /p, t, f, s/ en /x/. Voor hen zijn de [f] van ''leef'' en de [s] van ''luis'' dus inderdaad geen fonologische maar echte fonetische spellingen. Maar niet-taalkundigen interpreteren deze klanken dikwijls als /p, t, f, s/ en /x/ en zouden het dus natuurlijk vinden ze als ''p, t, f, s'' en ''ch'' te schrijven.<ref> Er waren (of zijn?) ook linguïsten die die opvatting delen. "Once a phoneme, always a phoneme", was een bekend gezegde van vele post-[[Leonard Bloomfield|Bloomfieldianen]], o.a. vermeld in Kraak 2006:124. Voor die linguïsten was (en is?) bijvoorbeeld elke [t] zoals in ''daad'' altijd een /t/: fonetisch [da:t], fonologisch /dat/.</ref>