Knobbelzwaan: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Richardw (overleg | bijdragen)
k links van
Fa Claes (overleg | bijdragen)
correctie van heel wat fouten, zelfs d/t-fout
Regel 20:
== Kenmerken ==
De knobbelzwaan kan een spanwijdte van 2,40 meter bereiken en is daarmee de grootste watervogel. Hij is 140 tot 160 cm groot.<ref>{{aut|Charlotte Uhlenbroek}} (2008) - ''Animal Life'', Tirion Uitgevers BV, Baarn. ISBN 978-90-5210-774-5</ref> Met zijn lange nek kan hij ver onder water reiken. Met 10 tot 12 kg behoort de knobbelzwaan tot de zwaarste vliegende dieren. Hij is ongeveer even groot als de [[wilde zwaan]], maar veel groter dan de [[kleine zwaan]].
De knobbelzwaan is wit en heeft een oranjerode snavel. De kop en hals hebben een lichtgele schijn. De onbevederde huid aan de snavelwortel en om het oog, onder de voorhoofdsknobbel, zijnis zwart. Die voorhoofdsknobbel is bij mannetjes heel opvallend. Ook de poten zijn zwart.
De ruglijn is sterk gebogen. De hals wordt bijna altijd in een sierlijke S-vorm gehouden. Die hals heeft het grootste aantal halswervels van alle vogels (26). De kop wordt altijd iets omlaag gebogen. De snavel is relatief breed.
Er is geen sprake van [[seksuele dimorfie]] (het mannetje en het vrouwtje zien er hetzelfde uit). Het mannetje heeft in de lente wel een veel meer gezwollen knobbel en de snavel is dan ook veel roder. Het mannetjesmannetje heeft ook een zwaardere nek.
 
== Geluid ==
De knobbelzwaan maakt gorgelende en blazende geluiden, al zijn die niet vaak te horen. In de vlucht maken de vleugels een laag, zingend geluid, dat wordt veroorzaakt door de wind die er langserlangs strijkt.
Als men deDe knobbelzwaan stoortdie op het nest, wordt gestoord, maakt een sissend of knorrenknorrend geluid gemaakt.
Onvolwassen vogels maken een zwak, fluitend geluid.
De contactroep is een zelden gehoord meeuwachtig ''ga-oh''.
 
== Voedsel ==
Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat hoofdzakelijk uit [[waterplant]]en. Ook graast hij op [[weiland|weiden]]. De knobbelzwaan duikt nooit zo verdiep dat hij volledig onder water isgaat (grondelen). De brede snavel is komt van pas om waterplanten gemakkelijk af te kunnen breken.
Om die reden heeft de zwaan ook een lange hals, die hij gemakkelijk kan buigen. Soms zijn alleen de staart en de achterpoten te zien, als de zwaan op zijn kop staat en met de poten trappelt om de diepste planten op te vissen.
[[Bestand:Schwanenpaar (1) beim Gründeln mit Jungen im Sonnensee, Binsfeld.JPG|thumb|none|Stel zwanen eet waterplanten]]
 
== Vlieg- en zwemgedrag ==
Om op te kunnen stijgen gebruikt de zwaan het wateroppervlak van een plas of sloot. Het opstijgen is een explosie van activiteit en vergt van de zwaan veel energie. Net als de albatros rent de zwaan met zijn korte poten zo snel als hij kan over het wateroppervlak, terwijl hij zeer snel met zijn vleugels slaat. Naarmate de vleugels meer [[liftkracht|lift]] krijgen, komt de vogel hoger uit het water. Hij rent nog steeds, waarbij de poten met zwemvliezen duidelijk wervelingen in het water achterlaten, tot ze ten slotte alle contact met het water verliezen. De zwaan brengt zijn poten onder zijn staartveren, zoals een vliegtuig zijn landingsgestel intrekt, en verheft zich ten slotte in de lucht. Knobbelzwanen vliegen in één lijn, met de lange halzenhals vooruitgestrektvooruit gestrekt en met krachtige vleugelslagen. Als ze eenmaal in de lucht zijn, maken hun vleugels een duidelijk, laag zingend geluid. De knobbelzwaan is zo groot dat hij niet in staat is langzaam te vliegen, hij zou onvoldoende lift hebben en uit de lucht vallen. Een zwaan landt vrijwel nooit op het droge, maar komt neer op een leeg wateroppervlak. Bij het landen heeft een zwaan nog steeds een grote voorwaartse snelheid. Om af te remmen strekt een zwaan zijn poten naar voren en spreidt de staart, zodat hij zijn snelheid vermindert. Wanneer hij vrijwel tot stilstand is gekomen, vouwt een zwaan zijn vleugels op, schudt ze uit en vervolgt met gekromde nek en iets opgeheven staart zwemmend zijn weg. Bij het zwemmen leggen zwanen af en toe de poten op de rug. Op het land vertonen zwanen een lompe, waggelende gang.
 
<gallery>
Regel 46:
 
== Zwanen en de mens ==
Vanwege hun statige en ornamentele status spelen knobbelzwanen een grote rol in de mythologie van vele volkeren. Bij de Germanen werden henhun voorspellende gaven toegekend. Ook omwille van hun uiterlijk worden ze al sinds de [[middeleeuwen]] als exclusieve [[sierwatervogel]] in park- en kasteelvijvers gehouden, waarbij het [[zwanenrecht]] gold. Al in de 14e eeuw bezat de stad [[Brugge]] een zwanenfokkerij in [[Meetkerke]]. Wandelaars geven henze in het park vaak grote hoeveelheden brood, wat tot een aanzienlijke watervervuiling (door te veel algen) kan leiden.
 
== Territorium ==
Regel 52:
Ze zijn agressief tegenover alle soorten watervogels, wat negatieve gevolgen kan hebben voor de kleinere soorten.
Buiten het broedseizoen vormen ze echter af en toe wel groepen met de kleine en de wilde zwaan.
In natuurterreinen wordt de komst van een paartje knobbelzwanen niet onverdeeld gunstig onthaald. Waterplanten worden vaak overmatig begraastbegraasd en bij de verdediging van jongen en territorium leggen de zwanen een grote agressiviteit aan de dag. Meer op prijs gestelde soorten zoals de [[dodaars]] kunnen zich daardoor genoodzaakt zien rustiger plekjes op te zoeken.
 
== Nest en jongen ==
Knobbelzwanen nestelen op de grond, dicht bij de waterrand van moerasgebieden en weinig stromende waters, bij estuaria en in steden. Hun nest is een groot bouwsel van plantenmateriaal (voornamelijk riet en waterplanten) met een holte in het midden. Het wijfje broedt tot 38 dagen op de 5 tot 8 ovale eieren van ongeveer 11 cm. In het begin van de broedtijd zijn de eieren nog mat en grijsgroen, maar na een paar weken worden ze glanzend en bruinig. Het wijfje sist luid naar alles wat te dicht in de buurt komt. Als haar waarschuwingen in de wind worden geslagen, valt ze aan. Haar sterke snavel en vleugels zijn geduchte wapens. Vooral in de broedtijd kan ook het mannetje behoorlijk agressief zijn territorium verdedigen, ook tegen mensen die te dicht bij het nest komen. Broedpartners blijven dikwijls hun hele volwassen leven bij elkaar. Knobbelzwanen hebben per jaar maar één broedsel.
 
De jongen blijven een heel jaar bij hun ouders. Voor vogels is dat erg lang. De jongen verlaten al wel spoedig het nest en kunnen na 4 tot 5 maanden vliegen. De ouders dragen hun jongen, zoals bij futen, af en toe op de rug. Donsjongen zijn grijs of wit. Ze worden door beide ouders verzorgd. Wanneer ze het verenkleed van een volwassen zwaan krijgen, verjagen de ouders de jongen. Volgroeide jonge vogels hebben eerst een lichtbruin kleed, bruiner dan de jongen van de wilde zwaan, dat, naarmate ze ouder worden, witter wordt. Ze missen de knobbel en hun snavel en poten zijn nog donkergrijs. Later worden die rozegrijs en vervolgens krijgt de snavel de oranjerode kleur van een volwassen zwaan.
In het derde jaar zijn de vogels echt volwassen. Daarna vormen de jonge vogels groepen, die flink groot kunnen zijn.
 
Regel 70:
[[Bestand:CygnusOlorNaturalHabitatMorning.jpg|{{largethumb}}|Knobbelzwaan in de [[Vanhankaupunginlahti]] nabij de Finse hoofdstad [[Helsinki]]]]
In [[West-Europa]] is de knobbelzwaan de talrijkst voorkomende zwaan, al is dat nog niet zo lang, want tot voor enkele decennia waren ze heel zeldzaam.
's&nbsp;Winters komtkomen de hijknobbelzwanen samen in groepen langs beschutte zeekusten, riviermondingen en op meren. In strenge winters is de knobbelzwaan talrijk. Noordoostelijke populaties trekken van november tot april naar het zuiden en het westen. In de zomer komt tegenwoordig een toenemend aantal broedgevallen voor. Na de broedtijd leven de zwaanzwanen vaak in grote groepen.
In de meeste gebieden van noordelijk Europa (Zuid-Scandinavië, Denemarken, Oost-Pruisen) tot oostelijk Azië, over de Donaulanden, Zuidoost-Europa en Midden- en Zuid-Rusland leven halftamme parkvogels en hun verwilderde nakomelingen. Nabij stilstaande of langzaam stromende voedselrijke binnenwateren en parken is het een wijdverspreide broedvogel.