Implanteerbare cardioverter-defibrillator: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
A. ter Hoek (overleg | bijdragen)
→‎Nieuwe ontwikkelingen: Een url is niet nodig
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
De ICD bewaakt continu het [[hartslag|hartritme]]. Zolang dat binnen normale grenzen ligt, doet de ICD niets. Wordt het hartritme te traag (afhankelijk van de instelling, meestal kleiner dan 40-45 slagen per minuut) dan gaat hij net als een pacemaker het hart met niet-voelbare elektrische pulsjes stimuleren.<br />
Bij een hoge hartslag is de actie van de ICD afhankelijk van de instelling. De volgende drie verschillende hartfrequentiezones zijn in te stellen:
* '''VT(ventrikeltachycardie)-monitorzone''': in deze hartfrequentiezone registreert de ICD het elektrogramelektrocardiogram en bewaart dit zodat dit later kan worden uitgelezen en beoordeeld, maar er volgt geen actie. Deze zone kan al dan niet ingesteld worden. De zone wordt meestal ingesteld ergens tussen 140 tot circa 200 hartslagen per minuut en heeft een onder- en bovengrens, waarbij de bovengrens niet met de andere zones mag overlappen.
* '''VT-therapiezone''': in de hartfrequentiezone zal de ICD het elektrogramelektrocardiogram registreren, en zal de software analyseren of sprake is van een ventrikeltachycardie óf een ritmestoornis die niet afkomstig is uit de ventrikels, te weten een supraventriculaire tachycardie (SVT). Het algoritme dat gebruikt wordt om dit onderscheid te maken, verschilt per ICD-firma en per ICD-type. Als volgens het algoritme sprake is van een SVT, zal de ICD het elektrogramelektrocardiogram wel bewaren maar geen actie ondernemen. Is volgens het algoritme sprake van een VT, dan volgt een therapie. Er zijn 2 mogelijke therapieën. Doorgaans zal de ICD zo zijn ingesteld dat eerst zal worden overpaced, dit heet anti-tachy -pacing (ATP): de ICD geeft dan gedurende enkele seconden niet-voelbare pulsjes af met een frequentie die ongeveer 15-20% sneller is dan het actuele hartritme. Dit heeft als doel het hartritme over te nemen, zodat na staken van het hartritme de ventrikeltachycardie stopt. Een dergelijke actie kan meermaals worden herhaald met verschillende frequenties. Een ventrikeltachycardie kan zo in circa 85% van de gevallen worden beëindigd zonder een shock af te hoeven geven. Is dit onsuccesvol, of, zoals soms voorkomt, leidt dit protocol tot een versnelling naar een hartritme dat boven de VT-therapiezone valt, dan volgt een ICD-shockschok. Bij een ICD-shockschok wordt doorgaans met circa 40J40 J een schok afgegeven. Een dergelijke shockschok kan binnen 1 cyclus doorgaans maximaal 6 tot 8 keer worden herhaald. De VT-therapiezone wordt meestal ingesteld ergens tussen 170 tot 240 hartslagen per minuut en heeft een onder- en bovengrens die niet mag overlappen met de andere twee zones.
* '''VF(ventrikelfibrilleren)-zone''': als de hartfrequentie binnen deze zone valt, zal de ICD actie ondernemen. De ICD zal binnen deze zone niet discrimineren tussen de verschillende mogelijke ritmestoornissen. Bovendien zal de ICD niet uitgebreid gaan overpacen. De ICD zal direct de condensator laden, nodig om een shockschok te geven, en na een ritmecheck direct een shockschok afgeven. Veel soorten ICD's kunnen zo worden ingesteld dat tijdens of voorvóór het laden eenmalig een ATP wordt afgegeven. Deze zone wordt meestal ingesteld boven 220 tot 250 hartslagen per minuut en heeft alleen een ondergrens die niet mag overlappen met de andere zones.
 
Een ICD-schok is een krachtige elektrische puls van maximaal 42 [[joule]] die in bijna 100% van de gevallen ernstige hartritmestoornissen beëindigt. Bij een ernstige hartritmestoornis is er sprake van onvoldoende bloedcirculatie en verliest de patiënt binnen seconden volledig of gedeeltelijk het bewustzijn.
Regel 19:
 
'''Profylactische indicaties'''
* Patiënten met een doorgemaakt [[hartinfarct]] met een [[linkerkamer|linkerkamerejectiefractielinkerkamer-ejectiefractie]] van ≤ 35% en een [[NYHA]] -klasse van tenminste II. (Ejectiefractie betekent: de hoeveelheid bloed die per slag wordt uitgepompt. Normaal is dit ca. 60%).
* Patiënten met een niet-ischemische [[cardiomyopathie]] met een [[linkerkamer|linkerkamerejectiefractielinkerkamer-ejectiefractie]] van ≤ 35% en een [[NYHA]] -klasse van tenminste 2.
* Zeldzame aangeboren of verworven elektrische hartziekten of [[cardiomyopathie|hartspieraandoeningen]] met een hoge kans op ventrikelfibrilleren, zoals een lang -QT -syndroom, Brugada -syndroom, aritmogene rechterkamer dysplasierechterkamerdysplasie, of [[hypertrofische obstructieve cardiomyopathie]], mits daarbij sprake is van één of meerdere, per aandoening verschillende, risicofactoren, zoals bijvoorbeeld een onbegrepen [[Syncope (medisch)|syncope]] of de aanwezigheid van nonsustainednon-sustained (kortdurendkortdurende en asymptomatische) ventrikeltachycardiën.
* Bij het Brugada -syndroom en een aritmogene rechterkamer cardiomyopathierechterkamercardiomyopathie: een onbegrepen syncope in combinatie met middels [[elektrofysiologisch onderzoek]] opwekbare ventriculaire ritmestoornissen gepaard gaande met hemodynamische instabiliteit.
 
'''Therapeutische indicaties.'''
Regel 29:
 
== Levensduur ==
De levensduur van huidige ICD's is ongeveer 8 tot 10 jaar. De levensduur is afhankelijk van het aantal afgegeven schokken en het aantal overige therapieën die de ICD geeft (pacen en overpacen). De levensduur wordt bepaald door de [[batterij (elektrisch)|batterij]]. Vervangen van de batterij is niet mogelijk, de hele ICD moet dan vervangen worden. De elektroden die van het hart naar de generator lopen kunnen doorgaans blijven zitten en worden met een één of meer schroefjes bevestigd aan de kop (header) van de nieuwe generator.
 
== Nieuwe ontwikkelingen ==