Algemene heffingskorting: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MoiraMoira (overleg | bijdragen)
geen geldige bron
Regel 26:
 
==Geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting voor kostwinners==
Vóór 2009 kon aan iemand die zelf onvoldoende verdiende om de algemene heffingskorting in mindering te brengen op de te betalen belasting, deze onder voorwaarden toch volledig worden ''uitbetaald''. Voorwaarde was dat deze persoon een fiscale partner had en voor zover de belasting van de twee samen niet negatief werd (soms ook wel "aanrechtsubsidie" genoemd). Voor minstverdieners geboren na 1962 wordt deze regeling in 15 jaar geleidelijk afgeschaft ("versobering uitbetaling algemene heffingskorting", "afbouw dubbele heffingskorting voor kostwinners") met 6 2/3 [[procentpunt]] per jaar: de eerste verlaging was met ingang van 2009, en de 15e verlaging, tot 0%, dus afschaffing van de regeling, is met ingang van 2023. In 20152016 resteert 5346 12/3%, en in 20162017 46 2/340%. Voor deze betrokkenen wordt voor de bepaling van een negatieve belastingaanslag de algemene heffingskorting dan ook nog slechts voor dit percentage van de maximale algemene heffingskorting meegerekend.<ref>Wet van 20 december 2007, houdende wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008), resulterend in [http://wetten.overheid.nl/BWBR0011353/Hoofdstuk8/Afdeling81/Artikel89 de nieuwe versie van art. 8.9] en voor toekomstige jaren [http://wetten.overheid.nl/BWBR0011353/Hoofdstuk10/Afdeling101/Artikel106a artikel 10.6a] van de [[Wet inkomstenbelasting 2001]].</ref> Hierdoor is er bij gaan werken een toename van de heffingskorting die niet slechts bestaat uit de [[arbeidskorting]], maar ook uit een aanvulling tot het volle bedrag van de algemene heffingskorting. Dit beoogt de nietverdienende partner te stimuleren om te gaan werken.
 
Met wijzigingen van artikel 8.9 van de Wet IB 2001 per 1 januari 2012, 2013 en 2014 werd bewerkstelligd dat een uitzondering voor de minstverdienende partner met jonge kinderen en een uitzondering voor de minstverdienende partner geboren in de periode 1963 - 1971 werden afgeschaft door het in aanmerking te nemen percentage van de algemene heffingskorting in drie stappen van elk 13 1/3%-punt te verlagen van 100% naar 60%, het percentage dat in 2014 ook voor de overige gevallen gold.