Rudolf I de Cock: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Rvdheuvel83 (overleg | bijdragen)
Correcties afstamming
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[File:Wapen Johan-van-Broeckhuisen-Weerdenborch 1375.svg|thumb|Wapen Rudolf I de Cock<br/>''heer van Weerdenburg'']]
'''Rudolph I de Cock''' heer van Weerdenburg 1265-1280 en ''heer van Hiern, Neerijnen, Oppijnen en Meteren'' is de stamvader van het geslacht de Cock. Het is een verzinsel dat hij zou stammen uit het [[Huis Châtillon]].
 
In het gebied tussen de Lek en de Linge en tussen Beesd en Leerdam, gelegen in de Tielerwaard, bezat hij veel goederen waaronder een burcht te Rhenoy. Deze bezittingen had hij geërfd van zijn bet-overgrootmoeder [[Yolanda van Gelre|Jolanda van Gelre]] [[Graaf van Henegouwen|gravin van Henegouwen]]{{Bron?||2017|03|23}}. Met zijn neefgraaf [[Otto II de Graaf van Gelre]] komt hij overeen goederen te ruilen. Otto II had wel belangstelling voor het kasteel van Rudolf. Otto's gebied kon dan nog beter worden verdedigd.
Met enige andere edelen kwam hij in opstand tegen de koning en vroeg in de morgen versloeg hij deze koninklijke troepen. ''Le Coq à chanté de bon matin'' - ''de haan heeft vroeg gekraaid'', zei de koning nadat hij van de aanval vernam. Rudolf bleef sindsdien de naam Cock ook wel Cocq voeren. Omdat hij in Frankrijk zich niet meer veilig voelde week hij uit naar het door hem geërfde kasteel te [[Rhenoy]], gelegen tussen [[Beesd]] en [[Leerdam]]. Zijn nicht, Philippina van Dammartin, een dochter van [[Simon van Dammartin]] trouwde in [[1253]] met graaf [[Otto II van Gelre]]. Hij was de eerste van zijn geslacht die de naam “van Châtillon” wegliet en zich alleen Rudolf de Cock liet noemen.
 
In het gebied tussen de Lek en de Linge en tussen Beesd en Leerdam, gelegen in de Tielerwaard, bezat hij veel goederen waaronder een burcht te Rhenoy. Deze bezittingen had hij geërfd van zijn bet-overgrootmoeder [[Yolanda van Gelre|Jolanda van Gelre]] [[Graaf van Henegouwen|gravin van Henegouwen]]. Met zijn neef Otto II de Graaf van Gelre komt hij overeen goederen te ruilen. Otto II had wel belangstelling voor het kasteel van Rudolf. Otto's gebied kon dan nog beter worden verdedigd.
 
Na overleg met zijn zonen, Rudolf, Hendrik, Gijselbert en Willem, draagt hij 5 augustus 1265 zijn burcht te Rhenoy, alsmede al zijn goederen gelegen tussen de rivieren de Lek en de Linge op in ruil voor de heerlijkheden [[Waardenburg|Hiern]], [[Neerijnen (dorp)|Neerijnen]] en [[Opijnen]]. Hij krijgt daarbij toestemming om een kasteel te bouwen. Dit wordt het [[Kasteel Waardenburg]]. De naam van het kasteel gaat later over in het dorp.