Der Wanderer über dem Nebelmeer: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Taalvos (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 16:
De oorsprong van Friedrichs landschapskunst is gelegen in de [[veduta]]-schilderkunst uit de achttiende eeuw, waarin veelvuldig een toeschouwer op de voorgrond wordt afgezet tegen een weids achtergrondlandschap. Het refereert aan wat filosofen in die tijd als [[het sublieme]] zouden aanduiden: grandioze natuurtaferelen, eenzame gebergten of onmetelijke oceanen die de toeschouwer het gevoel geven van een religieuze of overweldigende ervaring.
 
Anders dan in de veduta-landschappen en hoewel hij voor zijn berglandschappen ook persoonlijk inspiratie opdeed tijdens reizen naar het [[Harz (gebergte)|Harzgebergte]] en [[Rügen]], ontbreekt in Friedrichs werk het toeristische karakter. Zijn werken kunnen het best gekarakteriseerd worden als stemmingslandschappen. Van belang zijn steeds twee sleutelelementen: enerzijds het feitelijke landschap, anderzijds de gemoedstoestand van de waarnemende persoon of personen, die hij op de voorgrond plaatst. Vaak schildert hij deze figuren op de rug gezien ("Rückenansicht"), enigszins vergroot in verhouding tot het landschap. De eindeloze verte en de begrensde standplaats van de afgebeelde persoon duiden op de [[Platonisme|platoonseplatonische]] [[dichotomie]] tussen lichaam en ziel, het aardse en het goddelijke. In zijn ''Wanderer über dem Nebelmeer'' brengt Friedrich dit bij uitstek tot uitdrukking.
 
== Afbeelding ==
''Der Wanderer über dem Nebelmeer'' toont een eenzame, elegante figuur die over een zee van mist wegkijkt naar een woest berglandschap. Hij staat op een donkerdonkere, vanuit de voorgrond omhoog rijzende rots, die een ideaal uitkijkpunt vormt. De stok in zijn rechterhand onderstreept dat hij een wandelaar is, hetgeen verwondering oproept dat hij zo hoog is gekomen. De in mist gehulde heuvels en bergtoppen zijn imposant en overweldigend. Ver erboven ligt een wolkenband, die refereert aan wat in de tijd van de romantiek het verhevene werd genoemd. De compositie vertoont de neiging om dichtbij en veraf naadloos in elkaar over te laten lopen. Omdat de figuur met de rug naar de kijker toe staat, kan deze het landschap op dezelfde wijze aanschouwen en ontstaat de suggestie dat deze hetzelfde gevoel ondergaat als de afgebeelde figuur. Het werk illustreert de uitspraak van [[Lord Byron]], die het sublieme beschreef door zich af te vragen of bergen, heuvels en wolken geen deel van hem zelf en zijn ziel waren, net zoals hij een deel van hen was.
 
Op een meer persoonlijk niveau kan het werk gezien worden als een weerspiegeling van de strijd die Friedrich voerde om zijn eigen emoties te bedwingen. Hij schilderde het werk in het jaar waarin hij trouwde en worstelde vaak hevig met depressies. Op jonge leeftijd zakte hij eens bij het schaatsen door het ijs. Zijn broer wist hem te redden, maar kwam daarbij zelf om het leven, hetgeen de kunstenaar een levenslang trauma opleverde.