Nazgûl: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 26:
De hulp die koning [[Eärnur]] van [[Gondor]] wilde bieden aan Arthedain kwam te laat. De vloot van Gondor arriveerde in [[Lindon (Midden-aarde)|Lindon]] net toen Arthedain volledig veroverd was. Maar het leger van Gondor rukte toch op tegen Angmar en vernietigde op zijn beurt het hele leger van de Tovenaar-Koning, die zelf moest vluchten.
 
Na de vernietiging van [[Arnor]] en Angmar trekt de Tovenaar-Koning naar [[Mordor]], waar hij alle negen ringgeesten verzameldverzamelt. In het jaar 2000 komen de Nazgûl uit Mordor tevoorschijn en vallen [[Minas Ithil]] aan. Het beleg van die stad duurt twee jaar.
[[Faramir]] heeft een eigen versie van die geschiedenis, die hij vertelt aan Frodo en [[Sam Gewissies|Sam]] in [[Henneth Anûn]]: “De vallei van [[Minas Morgul]] is heel lang geleden tot het kwaad vervallen en werd een dreiging en verschrikking terwijl de verbannen Vijand nog ver weg was en [[Ithilien]] nog voor het grootste deel aan ons toevertrouwd. Zoals ge weet was die stad eens een sterke veste, trots en schoon, Minas Ithil, de tweelingzuster van onze eigen stad. Maar zij werd door woeste mannen ingenomen over wie de Vijand tijdens zijn eerste heerschappij had geheerst en die na zijn val dakloos en zonder leider rondzwierven. Men zegt dat hun vorsten mensen uit Númenor waren die tot slechtheid waren vervallen; aan hen had de Vijand ringen van macht gegeven en hij had hen opgeslokt: zij waren levende geesten geworden angstaanjagend en slecht. Toen hij weg was namen zij Minas Ithil in en woonden er en vervulden haar, en de hele vallei eromheen, met verrotting; zij scheen leeg, maar toch was het niet zo, want een vormeloze angst leefde binnen de verwoeste muren. Negen Heren waren er en na de terugkeer van hun Meester, die zij in het geheim met zijn voorbereidingen hielpen, werden zij weer sterk. Toen reden de Negen Ruiters uit door de poorten van angst en wij konden hen niet weerstaan.”